In “De subjectieve waarheid, de innerlijkheid”, onderdeel van het “Afsluitend onwetenschappelijk naschrift”, stelt Johannes Climacus dat de waarheid noodzakelijkerwijze een paradox is, die slechts in het moment kan worden gevat en dit vanuit de hartstocht. In wat volgt leg ik uit wat hij volgens mij hiermee bedoelt.
De premisse is dat de mens per definitie een existerend subject is. Dit
betekent dat de mens een abstractie is van de concrete mensen die je elke dag
ontmoet, mensen die steeds in wording zijn juist omdat ze bestaan. Bestaan is
een dynamisch en evolutionair proces dat nooit af is. De tweede premisse is dat
waarheid verdubbeling is. Waarheid wordt in de traditie van de filosofie gedefinieerd
als de overeenstemming van het denken met het zijn of van het zijn met het
denken (p. 196). Er is met andere woorden een relatie tussen het denken dat
zich in de menselijke geest afspeelt en het zijn, i.e. het bestaan in de
werkelijkheid, een stand van zaken in de werkelijkheid. De waarheid is in die
zin een verdubbeling dat ze het denken en de werkelijkheid als een soort mal op
mekaar plaatst. Indien de koppeling niet zou lukken, zou dit betekenen dat er
van waarheid geen sprake is.
Wat is nu het probleem? Zoals gezegd is de mens per definitie een
existerend subject, een worden. Tegelijk is de waarheid per definitie een
statisch gegeven: de waarheid is.
Wil de concrete mens de waarheid als objectief gegeven denken, dan doet die
mens afstand van wie hij is, namelijk een existerend subject. Gevolg is dat de
waarheid een paradox is. Een paradox is een schijnbare tegenstrijdigheid. Laat ik
dit aan de hand van een uitgebreid citaat wat meer duiden.
“Wordt objectief naar de waarheid
gevraagd, dan wordt er objectief gereflecteerd op de waarheid als een voorwerp
waartoe de kennende mens zich verhoudt. Er wordt niet op de verhouding
gereflecteerd, maar op het feit dat de waarheid, het ware is waartoe hij zich
verhoudt. Als datgene waartoe hij zich verhoudt maar de waarheid, het ware is,
dan is het subject in de waarheid. Wordt er subjectief naar de waarheid
gevraagd, dan wordt er subjectief op de verhouding van het individu
gereflecteerd. Als maar het hoe van deze verhouding in waarheid is, dan is het
individu in waarheid, zelfs als het zich zo tot de onwaarheid verhoudt”
(cursivering: Climacus).
Ik verklaar aan de hand van een voorbeeld. Stel dat je op zoek gaat naar een wetenschappelijke theorie. Het spreekt voor zich dat je die theorie empirisch wil onderbouwen. Evenzeer streef je objectiviteit na. Wie jij bent als persoon, mag uiteraard geen invloed hebben op de geldigheid van die theorie. Als je de vraag stelt naar de objectieve waarheid, dan wordt er niet nagedacht over de wijze waarop jij je tot die theorie verhoudt. Indien de empirie de geldigheid van de theorie bevestigt, dan ben je in waarheid.
Als er subjectief naar de waarheid wordt gevraagd, dan wordt er niet gekeken
naar de inhoud van de theorie, maar wel naar de verhouding tussen de theorie en
concrete, existerende mens. Hier is een belangrijk addertje onder het gras. Het
al dan niet objectief waar zijn van de theorie doet niet ter zake. Het gaat eigenlijke
over de waarachtigheid, de echtheid van de verhouding van het subject (= de
concrete existerende mens) tot de theorie.
De paradox bestaat er nu in dat zowel de objectieve als de subjectieve
waarheidsvraag belangrijk zijn. Ze vormen immers het totaalplaatje. Climacus
geeft het hilarische voorbeeld van een gek die uit een inrichting ontsnapt en
kegelbal in zijn broekzak steekt. Telkens de kegelbal zijn achterste raakt, roept
de gek uit dat de aarde rond is en geen platte pannenkoek. Hoewel de gek objectief
genomen de waarheid spreekt, kan men moeilijk verder met zo iemand (p. 202).
Omgekeerd, en dit voorbeeld is van mij, kan een intelligent mens overtuigd zijn
van een theorie die de toetssteen van de empirie niet kan doorstaan. Een wetenschappelijke
theorie, hoe mooi ze ook is, die niet ondersteund wordt vanuit de empirie,
heeft, zoals de fysicus Laurence Krauss terecht opmerkt, geen enkele
wetenschappelijke waarde.
Het probleem is nu dat natuur van de mens het niet toestaat om objectiviteit
en subjectiviteit continu samen te denken. Daarvoor is volgens Climacus de
hartstocht nodig: “De toestand op twee plaatsen tegelijk te zijn [=objectief en
subjectief] benadert hij het dichtst wanneer hij in de hartstocht is. Maar hartstocht
is iets van het moment, en hartstocht is net de hoogste graad van subjectiviteit”(p.
207).
Volgens Climacus ontstaat waarheid in haar volheid slechts in een breekbaar
moment van hartstocht, waarin de paradox tussen subjectiviteit en objectiviteit
op een hogere niveau wordt getild, een moment waarin subjectiviteit van de concrete
mens ten volle wordt beleefd. Gevolg is dat het streven naar waarheid een
delicaat proces is dat bewaakt moet worden. Als je je volledig verliest in de objectiviteit,
dan doe je onrecht aan de menselijke natuur en dus ook aan de waarheid. Ga je
volledig voor de subjectiviteit, dan doe je onrecht aan de wetenschappelijke validiteit
en riskeer je te verdwalen in een fantasie waarop niet kan gebouwd worden. Het
is de hartstocht, ik vertaal vrij met de passie, die beide wegen kan verenigen.
Een passie die blijvend moet zijn voor eenieder die bezorgd is om de waarheid.
Søren Aabye Kierkegaard, Johannes Climacus, “De subjectieve waarheid, de
innerlijkheid”, in Afsluitend Onwetenschappelijk Naschrift, Damon: Eindhoven,
2021
Geen opmerkingen:
Een reactie posten