In “De werkelijke subjectiviteit, de ethische”, onderdeel van het Afsluitend wetenschappelijk naschrift, maakt Johannes Climacus een belangrijk onderscheid tussen het concrete existeren, de abstractie en het zuivere denken. Alvorens een poging te ondernemen om het denken van Climacus te verduidelijken, wil ik kort toelichten waarom het onderscheid tussen deze drie aspecten nodig is. Veronderstel dat je nadenkt over wat rechtvaardigheid is. Om een zo zuiver mogelijk beeld te verkrijgen van wat rechtvaardigheid is, neem je abstractie van jezelf en probeer je een definitie te generen die losstaat van de concrete situatie en wie je bent als mens in de hoop om een zuiver denken rond rechtvaardigheid te verkrijgen. Dit denken kan dan de grenzen van tijd en cultuur overstijgen om op die manier relevant te worden in misschien zelfs een geopolitieke situatie. Het probleem is dat een abstract denken nog steeds in verhouding staat tot wie je bent als persoon en dus niet kan loskomen van menselijke passies en hartstochten. Climacus wijst erop dat alle Griekse filosofen hartstochtelijke denkers waren (p. 319).
Sta even stil bij wat de
bedoeling is van de abstractie-oefening. Je wil een zuiver denken genereren dat
de grenzen van de persoon, de tijd en de cultuur kan overstijgen, versta de natte
droom van de metafysica. Maar als zo’n zuiver denken überhaupt bestaat, dan is het een denken dat aldus Climacus
gekenmerkt wordt door wat hij een mystiek zweven noemt (p. 322). Het zuivere
denken is onveranderlijkheid, wat natuurlijk niet past bij de mens die in wezen
beweging is. Het abstracte denken zal een Hegeliaanse synthese inhouden tussen
het zuivere denken en de concrete menselijke existentie. Nog anders gezegd, is
dat zuivere denken noodzakelijk, juist omdat er nood is aan een
gemeenschappelijk ethos dat het concrete overstijgt. Met andere woorden, blijft
de oefening zinvol die de verhouding maakt tussen het zuivere denken, de abstractie
en de concrete existerende mens.
Laat ik beginnen met iets te
zeggen over die concrete existerende mens. Zoals reeds aangegeven, vormt
beweging een essentieel onderdeel van de menselijke identiteit. Deze beweging
veronderstelt tijd. Deze concrete mens (these) genereert als soort een vorm van
zuiver denken (antithese). Dit zuiver denken kent geen verhouding tot de
concrete existerende mens. Indien die verhouding er wel zou zijn, zou het
zuivere denken haar zuiverheid verliezen, juist omdat de concrete existerende
mens dit zuivere denken met hartstocht en beweging zou injecteren.
“De werkelijkheid”, zo schrijft
Climacus, “is een inter-esse [tussen-zijn] dat in de door de abstractie
gestelde hypothetische eenheid van denken [concrete mens, tijd], en zijn
[zuivere denken] doordringt. De abstractie behandelt mogelijkheid en werkelijkheid,
maar haar opvatting van de werkelijkheid is een valse weergave, aangezien het
medium niet de werkelijkheid is maar de mogelijkheid” (cursivering: Climacus)
(p. 323). Ik doe een poging om dit te verduidelijken.
Ten eerste is het duidelijk dat
er een noodzakelijk verbond moet komen tussen de concrete existerende mens
enerzijds en het zuivere denken anderzijds (hoewel dit er als beginsel niet
is). De synthese, het abstracte, is komt tot stand als ethische eis, omdat je
als mens niet anders kan dan existeren en existeren is een ethische
aangelegenheid. De synthese tussen de concrete existerende mens en het zuivere
denken is de abstractie die zich toont als mogelijkheid. Laat ik dit proberen
concreet te maken. Veronderstel dat je geconfronteerd wordt met een grove vorm
van onrechtvaardigheid in een concrete situatie (dus in je concrete
existentie). Dit doet je nadenken over wat rechtvaardigheid inhoudt (je neemt
dus abstractie van de situatie, maar dit betekent niet dat je apathisch wordt,
i.e. loskomt van de passies). Het betekent wel dat je een synthese vormt tussen
een zuiver denken dat als beginsel niet in verhouding tot je staat, juist omdat
het in staat moet zijn om als medium te fungeren tussen verschillende mensen,
gescheiden door tijd en ruimte. Alle denken over rechtvaardigheid dat zich in
de abstractie vormt, vormt zich als een mogelijke werkelijkheid. Het is dus in
Aristotelische termen een denken over rechtvaardigheid in potentie.
Johannes Climacus maakt een
onderscheid tussen het zuivere denken, de abstractie en de concrete existerende
mens. Ze staan in verhouding als in een dialectische triade. De concrete
existerende mens is de these. Die concrete mens genereert, samen met alle
andere concrete mensen als antithese het zuivere denken. In de abstractie
ontstaat de synthese die noodzakelijk is, omwille van het existeren. In die
abstractie kan het zuivere denken samengaan met het concrete individu.
Søren Aabye Kierkegaard, Johannes
Climacus, “De werkelijke subjectiviteit, de ethische”, in Afsluitend
Onwetenschappelijk Naschrift, Eindhoven: Damon, 2021
Geen opmerkingen:
Een reactie posten