…hoe er zich een merkwaardige evolutie
afspeelt in de geschiedenis van de filosofie. Ontstonden eertijds de
wetenschappen en de humane disciplines uit de filosofie, vandaag ontstaat de filosofie
uit de wetenschappen en de humane disciplines.
…waarom dit aanleiding is om de
studie van filosofie anders op te vatten.
De vraag naar de toekomst van de
filosofie is onlosmakelijk verbonden met het nut voor de arbeidsmarkt. Wat kan
je doen met filosofie in het bedrijfsleven? Welk bedrijf gaat actief op zoek
naar een filosoof? De filosofie is in dat opzicht niet alleen. Taalkundigen,
theoretische fysici, sociologen en nog vele andere disciplines dreigen ten
onder te gaan aan hun vermeende nutteloosheid. Hoewel de relatie tussen nut,
zin en arbeid erg belangrijk is, wil ik dit aspect van het debat niet belichten
en de vraag naar de toekomst van de filosofie op een andere wijze benaderen.
Historisch gezien zijn de
hedendaagse wetenschappen en disciplines allemaal ontstaan vanuit de filosofie.
Zo werd de Franse filosoof René Descartes (17de eeuw) niet alleen
wijsgeer, maar ook wiskundige en zelfs geneesheer genoemd. Voornoemde
wetenschappen en disciplines zijn vandaag volkomen autonoom geworden. De
explosie van kennis is van die aard dat het zelfs onmogelijk geworden is om
binnen een domein expert te zijn in alle aspecten van dat domein. Zo zijn er radiologen,
psychiaters, leverchirurgen, etc., maar er zijn geen artsen die in alle
domeinen van de geneeskunde gespecialiseerd zijn.
Wat kan de bijdrage van de
filosofie in deze nog betekenen? Is de rol van de filosofie als bron voor de
hedendaagse wetenschappen en humane disciplines niet volkomen uitgespeeld? Wat
kan de filosofie hieraan nog toevoegen? Waarom zou je vandaag nog een studie
filosofie volgen?
Ik denk dat het antwoord op deze
vraag vanuit minstens twee invalshoeken kan worden geboden. Ten eerste zijn
vakfilosofen specialisten in de analyse en de preservatie van filosofische werken,
strekkingen en gedachten. Je kan bijvoorbeeld een expert zijn in de filosofie
van Kant. Dat hiermee geen geld te verdienen is, is een andere kwestie en
hangt, zoals gezegd, samen met het debat rond het belang van betaalde arbeid,
wat niet in deze tekst aan bod komt.
Ik wil wel stilstaan bij een
tweede invalshoek. Het is namelijk zo dat de inzichten die door specialisten in
de verschillende disciplines verworven worden, aanleiding zijn tot nieuwe
filosofische vragen. Ik heb het over nieuwe vragen omdat die vragen niet
ontstaan vanuit de traditie van de filosofie, maar wel vanuit de verworvenheden
van de disciplines die uit de filosofie ontstaan zijn. De manier waarop de theoretische
fysica naar het ontstaan van het heelal kijkt, geeft aanleiding tot vragen die
hiervoor niet op een gelijkaardige wijze konden worden gesteld. Wat als iets
niet hoeft te ontstaan uit een ander iets? Wat als iets kan ontstaan uit het
niets? Wat is het niets in wetenschappelijke termen? Merk op dat ik als
filosoof wellicht nog niet genuanceerd genoeg ben in de formulering van mijn
vragen. Om de juiste nuancering te kunnen aanbrengen, zal ik mezelf eerst
grondig moeten scholen in theoretische fysica. Ik volg een aantal
wetenschappers die proberen het debat te vertalen in lekentaal. Lawrence
Krauss, Amerikaans theoretisch fysicus, slaagt hier heel goed in. Wat mij wel
opvalt is dat de kwaliteit van het filosofisch betoog dat de fysicus Krauss voert
vanuit zijn bevindingen als fysicus, minder kwaliteitsvol is op filosofisch
vlak (natuurlijk niet op wetenschappelijk vlak). Hij mist een doorgedreven filosofische
scholing.
Het is mijn stelling dat er zich
een merkwaardige evolutie afspeelt in de geschiedenis van de filosofie.
Eertijds kon de filosofie beschouwd worden als de bakermat van de wetenschap en
de humane disciplines. Vandaag komen de filosofische vragen voort uit de
bevindingen van voornoemde wetenschappen en humane disciplines. Dit betekent
dat een goed geschoold filosoof in eerste instantie een diepgaande studie zal
moeten doen van een autonoom geworden discipline die losstaat van de filosofie
(wiskunde, sociologie, fysica) om zich nadien te bekwamen in de geschiedenis
van de filosofie en in filosofische concepten en denkbeelden. Pas dan zal de
filosoof van de toekomst opnieuw zijn rechtmatige plek in het debat kunnen
legitimeren.
Vanmorgen kocht ik in de
boekhandel het boek “Het ontstaan van de tijd”, geschreven door de theoretische
fysicus Thomas Hertog. Hertog doet in dit werk verslag van zijn jarenlange
samenwerking met de befaamde fysicus Stephen Hawking. Zonet heb ik de inleiding
van het boek gelezen en enkele passages wil ik toch kort even met u delen als
illustratie van wat ik hiervoor heb geschreven. Het boek begint met de eerste
ontmoeting tussen Hawking en Hertog. Hawking ontvangt Hertog in zijn kantoor om
af te tasten of Hertog al dan niet in aanmerking zou komen voor een
doctoraatsproject. Hawking opent het gesprek met een verwijzing naar de
kosmoloog Andrei Linde en via zijn computerstem klinkt het: “Andrei beweert dat
er oneindig veel universums zijn. Dat is vergezocht” (p.9). Hertog antwoordt met
de vraag waarom het belangrijk is of er nu één of meerdere universums zouden
bestaan. “Omdat het lijkt alsof het heelal speciaal ontworpen is”, repliceert
Hawking, “[….] Wat maakt het heelal zo bijzonder levensvatbaar?” (p. 10). Wat
Hertog dan schrijft, vind ik bijzonder interessant: “Geen van mijn docenten had
ooit in zulke metafysische bewoordingen over natuurkunde en kosmologie
gesproken. “Is dat geen filosofische kwestie”, probeerde ik. “De filosofie is
dood”, zei Stephen, met fonkelende ogen, klaar voor de strijd” (p. 10).
Stephen Hawking vergist zich hier
omdat hij de evolutie van de filosofie niet mee in kaart heeft gebracht. Zijn bevindingen
als wetenschapper geven aanleiding tot de formulering van een filosofische
vraag waarvan hij als wetenschapper alleen de draagwijdte van kan inschatten.
Geen enkele filosoof begrijpt die bevindingen zoals Hawking dat doet. Alleen ontbreekt
het Hawking aan filosofische vaardigheden om nu als filosoof aan de slag te
gaan. De fysica kan hier niet meer volgen. Hertog heeft dat goed gezien, want
hij noemt het discours van Hawking metafysisch (de metafysica is van oudsher de
discipline binnen de filosofie die zich toelegt op de vraag naar het beginsel
van de werkelijkheid). Met andere woorden bewijst het gesprek tussen Hawking en
Hertog de nood aan een nieuwe manier om met filosofische scholing om te gaan.
Als wetenschapsfilosoof moet je dus eerst een grondige wetenschappelijke studie
doorlopen vooraleer je aan wetenschapsfilosofie kan doen, als sociaal filosoof
moet je in eerste instantie socioloog zijn, etc.
Ik eindig deze tekst met een
uitgebreide verwijzing naar het slot van het voorwoord uit het boek van Hertog.
Hertog schrijft: “De zoektocht van natuurkundigen om ten gronde te bevatten wat
het heelal zo bijzonder geschikt maakt voor het leven heeft ons bij zo’n
cruciale vork in de weg gebracht. In essentie is dit namelijk een humanistische
vraag die de wetenschap overstijgt. Dit gaat over onze oorsprong. In de kern
van Stephens [Stephen Hawking] laatste theorie van het heelal zit een
diepgaande reflectie vervat op wat het kan betekenen om mens te zijn in deze gastvrije
kosmos, als rentmeesters van planeet aarde. Alleen al om deze reden zou dit
uiteindelijk weleens zijn meest verreikende wetenschappelijke nalatenschap kunnen
zijn” (p. 19). Graag nog enkele afsluitende opmerkingen. Ten eerste valt het op
dat Hertog wijst op het humanistische karakter van de wetenschappelijke vraag. Vanuit
de wetenschap kom je dus terecht in de filosofie. Ten tweede noemt Hertog het universum
gastvrij. Dit in tegenstelling tot de fysicus Lawrence Kraus die het universum
omschrijft als een kil gegeven waarin het leven toevallig ontstaan is en waarin
datzelfde leven even snel kan verdwijnen indien de wetten van fysica dit zouden
vereisen. Ziehier een filosofisch debat onder theoretische fysici. Vervolgens
spreekt Hertog over het rentmeesterschap van de planeet aarde, wat een erg
belangrijke theologische opvatting is. Op basis van vers 28 uit het eerste
scheppingsverhaal dat in de Bijbel staat- God zegende hen, en God sprak tot hen:
`Wees vruchtbaar en word talrijk; bevolk de aarde en onderwerp haar; heers over
de vissen van de zee, over de vogels van de lucht, en over al het gedierte dat
over de grond kruipt.' (Gen. 1,28) - besluit
de theologie immers dat de mens niet de eigenaar van de schepping is, maar wel
de rentmeester. De mens heeft de opdracht op de schepping uit te bouwen zodat
er zin kan ontstaan. Maar veel belangrijker lijkt me de onderliggende gedachte
dat de filosofie een nieuwe levensadem kan krijgen op voorwaarde dat de
filosoof zich diepgaand toelegt op de disciplines die eertijds uit de filosofie
geëmancipeerd zijn.
Hertog, Thomas, Het ontstaan van de tijd. Mijn reis met
Stephen Hawking voorbij de oerknal, in
vertaling On the Origin of Time: Stephen
Hawking’s Final Theory, vertaald door Thomas Hertog, Tielt: Lannoo, 2023,
372p.
Foto: Wim Verbeeck
Wat een opvallende vaststelling dat een fysicus spreekt over een gastvrij universum en rentmeesterschap van onze planeet. Alsof de fysica geen autonome discipline is. Wat de overlap met filosofie betreft: die lijkt me minder problematisch in de zogenaamde humane wetenschappen. Zo is Roger Scruton in de muziekwetenschap en de esthetica een opvallende stem wanneer het gaat over schoonheid. Die subjectiviteit lijkt me in de fysica veel problematischer. Overigens lijkt me het kille universum volgens Kraus even problematisch want subjectief als Hertogs connotatie.
BeantwoordenVerwijderen