Papers

Onderstaande papers kan u raadplegen. Graag gebruiken met een correcte bronverwijzing.

Voorbeeld van bronverwijzing

Verbeeck, Wim, (naam van de paper), PHILO, http://wimverbeeckphilo.blogspot.com/ (geraadpleegd op xx.xx.xxxx)

De kracht van de metafoor in Het kristalpaleis van Peter Sloterdijk

 De kracht van de metafoor in Het kristalpaleis van Peter Sloterdijk: link

Ik vroeg aan chatgpt om een recensie te schrijven van deze paper:

Recensie: Tegen het glas van het kristalpaleis

1. Inhoudelijke opzet: een indringende beschouwing over moderniteit en globalisering

Deze paper is een filosofisch geëngageerde reflectie op de ideologische en existentiële implicaties van globalisering, geïnspireerd door de metafoor van het ‘kristalpaleis’. Je uitgangspunt – dat de globalisering niet zomaar een neutrale economische ontwikkeling is, maar een vorm van culturele conditionering die de mens gevangen houdt in immanentie – is prikkelend en urgent. Doorheen de tekst tast je de grenzen af van een kritiek op de technocratische, transparantie-geobsedeerde wereldorde waarin elke verwijzing naar transcendentie verdwijnt. Dat doe je met behulp van literatuur (Dostojevski), sociologie (Bauman), cultuurkritiek (Sloterdijk, Latour), theologie (Taylor, Roebben) en esthetica.

2. Sterke punten: metaforische rijkdom en existentieel appel

Wat onmiddellijk opvalt, is de kracht van je centrale metafoor: het kristalpaleis als glanzend maar geestloos symbool van een wereld die enkel nog het zichtbare en beheersbare erkent. Je weet deze metafoor op verschillende niveaus te belichten – als architecturale structuur, ideologische horizon, psychologisch harnas en spiritueel vacuüm. Dit levert een gelaagde analyse op van het hedendaagse wereldbeeld.

Je laat op overtuigende wijze zien dat de globalisering – hoe inclusief en transparant ze zich ook voordoet – in feite elke transcendente dimensie afvlakt. Je verwijzingen naar de dolle mens van Nietzsche, de religieuze ruis bij Van Harskamp, en het verlangen naar het Andere bij Taylor zijn goed gekozen en inhoudelijk coherent. Ze ondersteunen je stelling dat de moderniteit lijdt aan een ontologische verarming: de mens wordt afgesneden van symbolische diepgang, sacrale ruimtes en metafysische oriëntatiepunten.

3. Filosofische scherpte: nuance en begripskracht

De filosofische meerwaarde van je paper ligt in het vermogen om existentiële thema’s – verlies van zin, verlangen naar betekenis, spirituele vervreemding – te koppelen aan structurele culturele fenomenen. Je verbindt het abstracte niveau van metafysische dialectiek met het concrete niveau van architectuur, shoppingcentra, global cities en consumptiegedrag. Dat is een echte verdienste.

Daarnaast weet je subtiel afstand te nemen van simplistische cultuurkritiek: je stelt niet dat de globalisering “slecht” is, maar je onderzoekt haar voorwaarden, blindheden en alternatieven. Zo geef je ruimte aan de vraag naar refiguratie, herbronning, herstel van transcendente symboliek. Deze thematiek sluit mooi aan bij eerdere papers die je schreef over kunst en religiositeit.

4. Kritiekpunten en suggesties

  • Structuur en overgangen: hoewel de paper rijk en doordacht is, ogen de overgangen tussen de paragrafen soms abrupt. De paper beweegt zich van Dostojevski naar Bauman, van Roebben naar Taylor, van Latour naar Nietzsche, maar zonder telkens helder te structureren waarom en hoe de argumentatielijn zich verder ontwikkelt. Tussentitels of een explicietere meta-discussie zouden hierbij helpen.

  • Methodologische positie: je schrijft vanuit een kritisch-postseculier perspectief dat religieuze symboliek rehabiliteert. Maar je maakt niet altijd duidelijk of je dat normatief verdedigt (als gelovige?) of fenomenologisch beschrijft (als filosoof). Een korte reflectie op je positie zou de lezer helpen je inzet te begrijpen.

  • Stijl en helderheid: je stijl is beeldrijk en expressief, wat past bij je onderwerp. Toch zijn sommige passages behoorlijk abstract, met lange zinnen en dense formuleringen (bv. de paragraaf over de “nevenschikking van het ultieme”). Enkele ideeën hadden aan kracht gewonnen door ze compacter en kernachtiger te verwoorden.

  • Afwezige stemmen: je beroept je terecht op denkers als Taylor, Sloterdijk en Latour, maar een meer expliciete verbinding met het werk van Paul Tillich, Charles Mathewes of René Girard had de discussie over het tekort aan transcendentie kunnen verdiepen. Ook een dialoog met postkoloniale stemmen (bijv. Appiah, Mbembe) had je globaliseringskritiek kunnen verrijken.


Conclusie

Deze paper is een filosofisch doordachte, persoonlijk doorvoelde en stilistisch rijke reflectie op globalisering als ideologisch regime van immanentie en transparantie. Je centrale metafoor – het kristalpaleis – biedt een krachtige lens om de existentiële tekorten van de moderniteit bloot te leggen. Waar je analyse uitblinkt in kritische diepgang, zou ze nog aan kracht winnen door meer expliciete structurering en positionering. Niettemin is dit een paper die uitnodigt tot herlezing en tot verdere reflectie op de verhouding tussen cultuur, technologie, religie en menselijke betekenis.

Eindoordeel:
Een originele, intellectueel rijke paper met een sterke metaforische en filosofische kracht. Kleine stilistische en structurele verbeteringen kunnen de overtuigingskracht nog verhogen.

De zoektocht naar rechtvaardigheid van en in de familie gebaseerd op Rawls' A Theory of Justice

De zoektocht naar rechtvaardigheid van en in de familie gebaseerd op Rawls’ A Theory of Justice: link

Ik vroeg aan chatgpt om een recensie te schrijven van deze paper:

Recensie: Rechtvaardigheid begint thuis

1. Inhoudelijke sterkte: een grondige, tekstinterne lezing van Rawls

Deze paper getuigt van een diepgaande en respectvolle omgang met Rawls’ theorie van rechtvaardigheid. Je slaagt erin om A Theory of Justice niet louter te parafraseren, maar actief te bevragen vanuit een urgent en filosofisch relevant perspectief: de interne rechtvaardigheid van het gezin. Die invalshoek – grotendeels gebaseerd op feministische kritiek van o.a. Susan Okin en Deborah Kearns – wordt op doordachte wijze verbonden met Rawls’ eigen uitgangspunten, zoals het verschilbeginsel, het original position-gedachte-experiment en het belang van de sense of justice.

Wat deze paper overtuigend maakt, is dat je Rawls niet enkel op zijn tekortkomingen aanspreekt, maar hem ook de gelegenheid biedt om zich te verantwoorden – onder andere aan de hand van zijn latere werk The Idea of Public Reason Revisited. Die benadering getuigt van filosofische eerlijkheid en zorgt ervoor dat de kritiek nooit polemisch, maar steeds constructief blijft.

2. Filosofische scherpte: Rawls tegen Rawls uitspelen

Je centrale these – dat Rawls’ rechtvaardigheidsprincipes in feite onverenigbaar zijn met interne onrechtvaardigheid in de familie – wordt zorgvuldig opgebouwd. Door zijn eigen premissen ernstig te nemen, toon je overtuigend aan dat Rawls, bewust of onbewust, een zwakke schakel in zijn systeem over het hoofd ziet. Vooral de thematisering van de ‘head of family’ als masculien geladen figuur is cruciaal in je betoog, en je toont aan hoe deze term – hoewel stilzwijgend – structurele ongelijkheid in de theorie inschrijft.

Je bent op je sterkst wanneer je de pedagogische en morele functie van de familie – essentieel bij de ontwikkeling van de sense of justice – onder de loep neemt. De vraag “hoe kan een onrechtvaardige familie een rechtvaardigheidsgevoel cultiveren?” vormt een treffende paradox in Rawls’ systeem, en jij benut dat filosofisch vruchtbaar.

3. Stramien en structuur: helder, stapsgewijs opgebouwd

De opbouw van je paper is klassiek, maar doeltreffend: je vertrekt van de kern van Rawls’ theorie, zoomt vervolgens in op feministische kritiek, en keert dan terug naar Rawls’ eigen werk om een antwoord te zoeken. Deze dialectische structuur werkt goed, al zou de tekst nog winnen aan ritme door kortere paragrafen of tussentitels die het verloop van de gedachtegang beter markeren. Nu is de paper soms nogal compact gezet, wat de leesbaarheid enigszins bemoeilijkt.

4. Stijl en helderheid: helder met hier en daar stilistische ruimte voor aanscherping

De stijl is over het algemeen helder en zakelijk, met af en toe een persoonlijker toon – vooral in het besluit en in de discussie rond de capability approach. Dat is verfrissend en biedt de lezer een glimp van jouw filosofische positie, al komt dit gedeelte minder uitgewerkt over dan de rest. De vergelijking tussen Rawls’ theorie als fundering en Sen’s capabilities als bovenbouw is interessant, maar blijft wat anekdotisch. Je argument dat Rawls niet moet afgerekend worden op de afwezigheid van concrete invulling is begrijpelijk, maar vraagt om een sterker afgelijnde afweging. Een wat kritischer blik op Rawls’ abstractieniveau had hier niet misstaan.

5. Suggesties voor verdere verdieping

  • Je bespreekt terecht dat Rawls genderongelijkheid veroordeelt vanuit het verschilbeginsel, maar je had ook kunnen bevragen of de veil of ignorance werkelijk gender-neutraal gedacht kan worden. Wat betekent het om gender te ‘vergeten’ als men leeft in een samenleving die diep geseksualiseerd is?

  • Ook het onderscheid tussen ideale en niet-ideale theorie had je kunnen expliciteren. Rawls beweegt zich bewust in het veld van de ideale theorie; feministische kritiek legt juist bloot dat onrechtvaardigheid vaak systemisch en structureel is – een punt dat ook Iris Marion Young maakt, die je niet noemt maar wel relevant had kunnen zijn.

  • Je stelling over Rawls’ ontoepasbaarheid op concrete gevallen (zoals het koppel met Downsyndroom) is genuanceerd, maar hier had je kunnen nadenken over de limieten van abstracte rechtvaardigheidsprincipes in relationele contexten. Zijn morele ontwikkeling en rechtvaardigheid wel volledig los te koppelen van concrete zorgrelaties?


Besluit

Je paper is een voorbeeld van hoe filosofie kritisch en loyaal tegelijk kan zijn. Je onderwerpt een canonieke denker aan een grondige analyse, neemt zijn eigen normen serieus en daagt hem uit waar hij tekortschiet. Vooral je tekstinterne analyse verdient lof: je werkt grotendeels met Rawls zelf en met primaire feministische bronnen. Je laat zien dat de rechtvaardigheid van een samenleving haar wortels heeft in het intieme – en vaak vergeten – domein van de familie. Een mooi en overtuigend pleidooi.

Eindoordeel:
Een doordachte, goed gestructureerde en genuanceerde paper met filosofische diepgang. Voor verdere verfijning is vooral stilistische verscherping en aandacht voor bredere theoretische context (zoals het ideaal/niet-ideaal debat) aangeraden.


Iconoclasme, moderne kunst en nieuwe vormen van religiositeit

Iconoclasme, moderne kunst en nieuwe vormen van religiositeit: link

Ik vroeg aan chatgpt om een recensie te schrijven van deze paper:

Recensie: De spirituele wedergeboorte van het beeld

1. Inhoudelijke reikwijdte en thematische rijkdom

Deze paper getuigt van een bijzonder ambitieuze onderneming: het doordenken van iconoclasme vanuit zijn religieuze oorsprong tot zijn doorwerking in de moderne kunst en de hedendaagse cultuur. Je pleidooi voor een strikt religieuze interpretatie van het iconoclasme, dat zich echter kan voortzetten in seculiere kunstpraktijken via een hernieuwde religiositeit, is origineel en inhoudelijk uitdagend. Die centrale these structureert je hele paper en wordt consequent uitgewerkt.

Bijzonder sterk is je inzicht dat de crisis van de representatie – religieus én artistiek – in beide domeinen leidt tot herconfiguraties van het sacrale: via “nieuwe iconen” die tegelijk rituelen, betekenisdragers én mogelijke objecten van idolatrie worden. Je maakt daarbij productief gebruik van secundaire literatuur van o.a. Bychkov, Freedberg, Van Harskamp, en Weibel, met wie je een dialoog aangaat in plaats van hen louter als autoriteiten te gebruiken. Dat getuigt van volwassen filosofisch schrijven.

2. Filosofische diepgang en synthetiserend vermogen

De kracht van je paper ligt in het vermogen om conceptuele lijnen uit diverse domeinen met elkaar te verbinden: theologie, kunsttheorie, religiegeschiedenis, cultuurkritiek en esthetica. Je lezing van het iconoclasme als een “spiritueel noodzakelijke daad” tegen valse representatie komt scherp tot uiting in de bespreking van het bijbelse beeldenverbod (Keel), het religieus gebruik van iconen (Bychkov), en de hedendaagse idolatrie (van Tuinen).

De overgang naar het kunstdiscours verloopt vloeiend. Je bespreking van Malevich, Kandinsky en Klein weet het religieuze of sacrale niet als een projectie te reduceren, maar presenteert het als een eigen dimensie van de kunstervaring. Je laat zien dat spiritualiteit in de kunst niet synoniem is met religieuze thematiek, maar eerder met affectieve diepgang, innerlijke transformatie en existentiële zingeving. Vooral de analyse van het ‘zwarte vierkant’ als nulpunt of sacrale leegte is overtuigend, en je weet dit goed te koppelen aan de bredere filosofische vraag naar het verdwijnen van representatie.

3. Kritische bemerkingen: spanningen en mogelijke verfijningen

  • Begripsafbakening blijft ambivalent: je verdedigt een strikt religieuze definitie van iconoclasme, maar rekt deze vervolgens toch op om moderne kunst als iconoclastisch te kunnen beschrijven. Die spanning wordt wel benoemd, maar niet helemaal opgelost. Is iconoclasme in de moderne kunst een analogie van religieus iconoclasme, of is het werkelijk dezelfde praktijk in een nieuwe context? Hier zou een duidelijkere meta-reflectie kunnen helpen.

  • Verhouding tussen religie en religiositeit: Je stelt terecht dat moderne religiositeit vaak diffuus, immanent en ‘privaat’ is, maar je neemt die transformatie als vanzelfsprekend. Een meer kritische vraag zou kunnen zijn: verdwijnt religie hier echt, of transformeert ze slechts qua vorm? En is wat resteert nog voldoende ‘transcendent’ om de term ‘religieus’ te rechtvaardigen? Deze discussie raakt aan de hedendaagse postseculiere debatten, waarin ook Habermas en Taylor betrokken zijn, maar die je nu niet expliciet betrekt.

  • Gebruik van internetbronnen (Cleymans, Wikipedia): de referenties aan Clara Cleymans’ weblog en Wikipedia-artikelen ogen minder academisch. De inhoudelijke meerwaarde is beperkt, en het haalt het niveau van de rest van de paper enigszins naar beneden. Beter zou zijn om haar intuïties in eigen woorden te verwoorden of ze te confronteren met canonieke auteurs in de esthetica (bijvoorbeeld Danto, Gadamer, of Nancy).

4. Schrijfstijl, structuur en presentatie

De schrijfstijl is helder, persoonlijk en verzorgd. Je hanteert een genuanceerd filosofisch taalgebruik en durft existentiële vragen te stellen zonder in vaagheid te vervallen. De structuur van de paper is overzichtelijk (vijf hoofdstukken), met een logische opbouw van definitie via analyse naar casusbespreking en synthese.

Sommige paragrafen hadden baat gehad bij een iets bondigere formulering en minder voorbeeldmatige opsommingen. De uitgebreide passage over bedrijfsrituelen en psychologische evaluaties, bijvoorbeeld, is prikkelend maar mist filosofische diepgang en leidt lichtjes af van je hoofdthema. Een kritischer selectie van voorbeelden zou de kracht van je betoog versterken.


Conclusie

Je paper is een rijk en goed onderbouwd filosofisch essay dat iconoclasme herkadert als existentieel-filosofisch en spiritueel fenomeen, ingebed in zowel religieuze tradities als moderne kunstpraktijken. Je toont hoe het moderne beeld – zelfs als ‘leegte’ of monochroom – kan blijven functioneren als icoon, als toegang tot zin en ervaring. Daarmee verbind je op originele wijze het religieuze met het esthetische.

Eindoordeel:
Een originele, goed gestructureerde en diepgravende paper. Voor verdere verfijning is vooral aandacht voor begripsdiscipline, kritisch bronnengebruik en verdere verheldering van kernspanningen (zoals religie vs. religiositeit) aangewezen.


Hoe Hegel over het "ding" denkt...een eerste aanzet

In wat volgt tracht ik uit te leggen wat Hegel onder het ding verstaat. In volgende teksten zal ik uitleggen wat hij onder het begrip en de ...