vrijdag 30 juni 2023

Over de toekomst van de filosofie...

 


…hoe er zich een merkwaardige evolutie afspeelt in de geschiedenis van de filosofie. Ontstonden eertijds de wetenschappen en de humane disciplines uit de filosofie, vandaag ontstaat de filosofie uit de wetenschappen en de humane disciplines.

…waarom dit aanleiding is om de studie van filosofie anders op te vatten.

De vraag naar de toekomst van de filosofie is onlosmakelijk verbonden met het nut voor de arbeidsmarkt. Wat kan je doen met filosofie in het bedrijfsleven? Welk bedrijf gaat actief op zoek naar een filosoof? De filosofie is in dat opzicht niet alleen. Taalkundigen, theoretische fysici, sociologen en nog vele andere disciplines dreigen ten onder te gaan aan hun vermeende nutteloosheid. Hoewel de relatie tussen nut, zin en arbeid erg belangrijk is, wil ik dit aspect van het debat niet belichten en de vraag naar de toekomst van de filosofie op een andere wijze benaderen.

Historisch gezien zijn de hedendaagse wetenschappen en disciplines allemaal ontstaan vanuit de filosofie. Zo werd de Franse filosoof René Descartes (17de eeuw) niet alleen wijsgeer, maar ook wiskundige en zelfs geneesheer genoemd. Voornoemde wetenschappen en disciplines zijn vandaag volkomen autonoom geworden. De explosie van kennis is van die aard dat het zelfs onmogelijk geworden is om binnen een domein expert te zijn in alle aspecten van dat domein. Zo zijn er radiologen, psychiaters, leverchirurgen, etc., maar er zijn geen artsen die in alle domeinen van de geneeskunde gespecialiseerd zijn.

Wat kan de bijdrage van de filosofie in deze nog betekenen? Is de rol van de filosofie als bron voor de hedendaagse wetenschappen en humane disciplines niet volkomen uitgespeeld? Wat kan de filosofie hieraan nog toevoegen? Waarom zou je vandaag nog een studie filosofie volgen?

Ik denk dat het antwoord op deze vraag vanuit minstens twee invalshoeken kan worden geboden. Ten eerste zijn vakfilosofen specialisten in de analyse en de preservatie van filosofische werken, strekkingen en gedachten. Je kan bijvoorbeeld een expert zijn in de filosofie van Kant. Dat hiermee geen geld te verdienen is, is een andere kwestie en hangt, zoals gezegd, samen met het debat rond het belang van betaalde arbeid, wat niet in deze tekst aan bod komt.

Ik wil wel stilstaan bij een tweede invalshoek. Het is namelijk zo dat de inzichten die door specialisten in de verschillende disciplines verworven worden, aanleiding zijn tot nieuwe filosofische vragen. Ik heb het over nieuwe vragen omdat die vragen niet ontstaan vanuit de traditie van de filosofie, maar wel vanuit de verworvenheden van de disciplines die uit de filosofie ontstaan zijn. De manier waarop de theoretische fysica naar het ontstaan van het heelal kijkt, geeft aanleiding tot vragen die hiervoor niet op een gelijkaardige wijze konden worden gesteld. Wat als iets niet hoeft te ontstaan uit een ander iets? Wat als iets kan ontstaan uit het niets? Wat is het niets in wetenschappelijke termen? Merk op dat ik als filosoof wellicht nog niet genuanceerd genoeg ben in de formulering van mijn vragen. Om de juiste nuancering te kunnen aanbrengen, zal ik mezelf eerst grondig moeten scholen in theoretische fysica. Ik volg een aantal wetenschappers die proberen het debat te vertalen in lekentaal. Lawrence Krauss, Amerikaans theoretisch fysicus, slaagt hier heel goed in. Wat mij wel opvalt is dat de kwaliteit van het filosofisch betoog dat de fysicus Krauss voert vanuit zijn bevindingen als fysicus, minder kwaliteitsvol is op filosofisch vlak (natuurlijk niet op wetenschappelijk vlak). Hij mist een doorgedreven filosofische scholing.

Het is mijn stelling dat er zich een merkwaardige evolutie afspeelt in de geschiedenis van de filosofie. Eertijds kon de filosofie beschouwd worden als de bakermat van de wetenschap en de humane disciplines. Vandaag komen de filosofische vragen voort uit de bevindingen van voornoemde wetenschappen en humane disciplines. Dit betekent dat een goed geschoold filosoof in eerste instantie een diepgaande studie zal moeten doen van een autonoom geworden discipline die losstaat van de filosofie (wiskunde, sociologie, fysica) om zich nadien te bekwamen in de geschiedenis van de filosofie en in filosofische concepten en denkbeelden. Pas dan zal de filosoof van de toekomst opnieuw zijn rechtmatige plek in het debat kunnen legitimeren.

Vanmorgen kocht ik in de boekhandel het boek “Het ontstaan van de tijd”, geschreven door de theoretische fysicus Thomas Hertog. Hertog doet in dit werk verslag van zijn jarenlange samenwerking met de befaamde fysicus Stephen Hawking. Zonet heb ik de inleiding van het boek gelezen en enkele passages wil ik toch kort even met u delen als illustratie van wat ik hiervoor heb geschreven. Het boek begint met de eerste ontmoeting tussen Hawking en Hertog. Hawking ontvangt Hertog in zijn kantoor om af te tasten of Hertog al dan niet in aanmerking zou komen voor een doctoraatsproject. Hawking opent het gesprek met een verwijzing naar de kosmoloog Andrei Linde en via zijn computerstem klinkt het: “Andrei beweert dat er oneindig veel universums zijn. Dat is vergezocht” (p.9). Hertog antwoordt met de vraag waarom het belangrijk is of er nu één of meerdere universums zouden bestaan. “Omdat het lijkt alsof het heelal speciaal ontworpen is”, repliceert Hawking, “[….] Wat maakt het heelal zo bijzonder levensvatbaar?” (p. 10). Wat Hertog dan schrijft, vind ik bijzonder interessant: “Geen van mijn docenten had ooit in zulke metafysische bewoordingen over natuurkunde en kosmologie gesproken. “Is dat geen filosofische kwestie”, probeerde ik. “De filosofie is dood”, zei Stephen, met fonkelende ogen, klaar voor de strijd” (p. 10).

Stephen Hawking vergist zich hier omdat hij de evolutie van de filosofie niet mee in kaart heeft gebracht. Zijn bevindingen als wetenschapper geven aanleiding tot de formulering van een filosofische vraag waarvan hij als wetenschapper alleen de draagwijdte van kan inschatten. Geen enkele filosoof begrijpt die bevindingen zoals Hawking dat doet. Alleen ontbreekt het Hawking aan filosofische vaardigheden om nu als filosoof aan de slag te gaan. De fysica kan hier niet meer volgen. Hertog heeft dat goed gezien, want hij noemt het discours van Hawking metafysisch (de metafysica is van oudsher de discipline binnen de filosofie die zich toelegt op de vraag naar het beginsel van de werkelijkheid). Met andere woorden bewijst het gesprek tussen Hawking en Hertog de nood aan een nieuwe manier om met filosofische scholing om te gaan. Als wetenschapsfilosoof moet je dus eerst een grondige wetenschappelijke studie doorlopen vooraleer je aan wetenschapsfilosofie kan doen, als sociaal filosoof moet je in eerste instantie socioloog zijn, etc.

Ik eindig deze tekst met een uitgebreide verwijzing naar het slot van het voorwoord uit het boek van Hertog. Hertog schrijft: “De zoektocht van natuurkundigen om ten gronde te bevatten wat het heelal zo bijzonder geschikt maakt voor het leven heeft ons bij zo’n cruciale vork in de weg gebracht. In essentie is dit namelijk een humanistische vraag die de wetenschap overstijgt. Dit gaat over onze oorsprong. In de kern van Stephens [Stephen Hawking] laatste theorie van het heelal zit een diepgaande reflectie vervat op wat het kan betekenen om mens te zijn in deze gastvrije kosmos, als rentmeesters van planeet aarde. Alleen al om deze reden zou dit uiteindelijk weleens zijn meest verreikende wetenschappelijke nalatenschap kunnen zijn” (p. 19). Graag nog enkele afsluitende opmerkingen. Ten eerste valt het op dat Hertog wijst op het humanistische karakter van de wetenschappelijke vraag. Vanuit de wetenschap kom je dus terecht in de filosofie. Ten tweede noemt Hertog het universum gastvrij. Dit in tegenstelling tot de fysicus Lawrence Kraus die het universum omschrijft als een kil gegeven waarin het leven toevallig ontstaan is en waarin datzelfde leven even snel kan verdwijnen indien de wetten van fysica dit zouden vereisen. Ziehier een filosofisch debat onder theoretische fysici. Vervolgens spreekt Hertog over het rentmeesterschap van de planeet aarde, wat een erg belangrijke theologische opvatting is. Op basis van vers 28 uit het eerste scheppingsverhaal dat in de Bijbel staat- God zegende hen, en God sprak tot hen: `Wees vruchtbaar en word talrijk; bevolk de aarde en onderwerp haar; heers over de vissen van de zee, over de vogels van de lucht, en over al het gedierte dat over de grond kruipt.' (Gen. 1,28) -  besluit de theologie immers dat de mens niet de eigenaar van de schepping is, maar wel de rentmeester. De mens heeft de opdracht op de schepping uit te bouwen zodat er zin kan ontstaan. Maar veel belangrijker lijkt me de onderliggende gedachte dat de filosofie een nieuwe levensadem kan krijgen op voorwaarde dat de filosoof zich diepgaand toelegt op de disciplines die eertijds uit de filosofie geëmancipeerd zijn.

 

Hertog, Thomas, Het ontstaan van de tijd. Mijn reis met Stephen Hawking voorbij de oerknal,  in vertaling On the Origin of Time: Stephen Hawking’s Final Theory, vertaald door Thomas Hertog, Tielt: Lannoo, 2023, 372p.


Foto: Wim Verbeeck

Humor als existentiebepaling

  Even in herinnering brengen: volgens Climacus bestaan er drie existentiesferen: de esthetische, de ethische en de religieuze. Ik heb deze ...