woensdag 27 mei 2020

De eeuwige terugkeer van de Donkere Toren




Klik hier om de podcast van deze blog te beluisteren.

‘The man in black fled across the desert, and the gunslinger followed’, ‘De man in het zwart vluchtte door de woestijn en de scherpschutter volgde hem’, met deze legendarische woorden opent het magnum opus over de Donkere Toren van de Amerikaanse schrijver Stephen King. Het is het verhaal van Roland, de scherpschutter die een tocht van acht romans onderneemt om uiteindelijk uit te komen in een veld vol rozen met in het midden, de Donkere Toren. Samen met zijn metgezellen Eddy Dean, Jake Chambers en Odetta Holmes reist Roland door werelden en schijnwerelden met als bedoeling het raadsel van de Toren te doorgronden. Op één of andere wijze staan alle werelden met mekaar in verbinding en zorgt de Toren voor evenwicht en harmonie.

Spoiler alert! Als u verder leest, zal u het geheim van de Toren te weten komen. Maar wees getroost, de reis naar de Toren zal even belangrijk blijken dan het betreden ervan. Voor ik het geheim van de Toren prijsgeef, laat ik u kennismaken met een demon die in een verhaal van Friedrich Nietzsche, in het holst van de nacht en in jouw eenzaamste eenzaamheid, plots verschijnt. De demon stelt je onomwonden de vraag of je het leven dat je tot op dit moment geleid hebt, en al wat erna komt, een oneindig aantal keren opnieuw zou willen beleven, enkel omwille van de liefde voor dit leven. Elk ogenschijnlijk banaal detail, maar ook de grootste successen en de diepste dalen, zullen telkens opnieuw terugkeren. Je zal de geboorte van je eerste kind opnieuw beleven, maar ook het verlies van je vader, het succes op je werk, die vakantiedag aan zee waar je je autosleutels verloor maar uiteindelijk terugvond in de handtas van je vrouw, je eerste schooldag in de kleuterschool bij juf Els, maar ook mijnheer Wouters, die je op staande voet ontsloeg, gebaseerd op wat later een valse beschuldiging van fraude bleek te zijn. De vernedering van oneervol ontslag was er natuurlijk.

Na de ellenlange reis bereikt Roland zijn einddoel. Aan de horizon duikt de Toren op, in het midden van een veld vol prachtige rozen. Roland is gehavend, gewond en gekwetst. Zijn metgezellen hebben de tocht niet overleefd. Bij het betreden van de Toren is er niets en dan, plots, als een film, duiken de beelden van Rolands jeugd op. Elke nieuwe  verdieping toont een fase uit het leven van Roland: de ontmoeting met Eddy, de vriendschap met Jake, het verlies van Odetta, de confrontatie met de man in het zwart, alles tot in het kleinste detail. Op de hoogste verdieping wacht de apotheose: ofwel sterven ofwel de deur openen. Roland kiest het tweede. Hij ziet de woestijn die hij lange tijd geleden had verlaten toen hij de man in het zwarte pak achterna ging. En zo eindigt het epos met de woorden waarmee het begon: ‘De man in het zwart vluchtte door de woestijn en de scherpschutter volgde hem’.

Stephen King slaagt er op een magistrale wijze in om Nietzsches gedachte van de eeuwige terugkeer bij zijn lezers ingang te doen vinden. De reis die Roland ondernam om uiteindelijk de Donkere Toren te bereiken, was lang en uitputtend. Er waren momenten van intense vreugde, maar evenzeer diepe dalen van wanhoop en verdriet. Sommige fans waren diep teleurgesteld. Volgens hen was de Toren leeg. Maar ze vergissen zich. De toren was gevuld met datgene wat Roland kon geven, zijn leven. Bovendien stelde de Toren op elke verdieping de vraag of Roland in staat zou zijn om de getoonde fase opnieuw te beleven, met elk bijhorend detail. Onrechtstreeks geeft de Donkere Toren de boodschap dat het zinloos is je leven te richten naar dat ene doel, dat ene moment waarop alles in vervulling zal gaan. Veeleer zit de zin van het leven in alles wat je doet, voelt, denkt, hoopt en meemaakt. Het leven dat je nu leeft, met de kaarten die je nu hebt, een oneindig aantal keren willen herbeleven, dat is volgens Nietzsche het ultieme criterium voor de liefde voor dit leven. Een amor fati, een reis naar de Donkere Toren, de eeuwige terugkeer van hetzelfde als het identieke.

 

Bronnen:

King, Stephen, The Gunslinger, serie: The Dark Tower, London: Hodder & Stoughton Ltd, 20017 (oorspronkelijke  uitgave 1982)

King, Stephen, De scherpschutter, serie: De Donkere Toren, Amsterdam: Luitingh Sijthoff B. V., 1998



woensdag 20 mei 2020

Truien met vele kleurtjes en een beetje Kant


Deze tekst beluisteren als podcast? (3min30sec)
https://www.youtube.com/watch?v=TEYDHGT6igI



‘Handel zo dat de maxime van je wil altijd tegelijk als principe van algemene wetgeving kan gelden’, zo luidt de basiswet van de zuivere praktische rede, aldus Immanuel Kant (1724-1804) (Kant, 2015:72). Bovendien, zo stelt Kant, kan de mens nooit als middel worden gezien, wel als doel. Het geslepen facetje van mijn karakter geniet steeds wanneer bovenstaande regels als de ultieme weergave van Kants moraalfilosofie worden gepresenteerd. Laten we niet vergeten dat Kant minstens enkele honderden bladzijden aan moraalfilosofie wijdt, wat waarschijnlijk betekent dat hij net iets meer wilde zeggen. 

Zo gelezen geeft Kants denken een puur rationele kijk op de moraal, alsof de mens een computerprogramma in zijn brein dient te uploaden dat het morele handelen zeker stelt. Een klik op de neurologische muis, en je morele leven is verzekerd.

Vaak wordt vergeten dat Kant een emotioneel en irrationeel facet aan zijn moraalfilosofie toevoegt. Geluk is slechts gewaarborgd wanneer de morele basiswet in symbiose verkeert met een natuurlijke menselijke neiging, versta wanneer deze wet als een tweede natuur wordt beleefd. Op momenten van emotionele zwakte dient vermelde basiswet als een houvast in het morele handelen, een soort verzekering tegen immoraliteit.

Laat ik dit even met een actueel voorbeeld illustreren. Nu er wordt toegestaan dat telkens vier mensen bij iemand op bezoek mogen komen, kan deze door de overheid vooropgestelde regel gelden als een moreel maxime. In het kader van de pandemie kan voornoemde regel als een algemeen principe gelden, een principe dat als voorbeeld kan worden gesteld van een correct moreel handelen. Wanneer ik in de journaals van de voorbije week telkens opnieuw hoor dat de vooropgestelde versoepelingen mensen voor een verscheurende keuze stellen wie er al dan niet op bezoek mag komen, lijkt het maxime in een strijd verwikkeld te raken met onze natuurlijke drang tot meer sociaal contact en tot een zogenaamde vrije interpretatie van een opgelegde regel (vals spelen dus). Het is hier dat Kant ons eraan herinnert dat de vooropgestelde regel voldoet aan de formele eisen van de morele basiswet en dus categorisch moet worden opgevolgd. De morele basiswet is immers een categorische imperatief: hij geldt voor iedereen (categorisch) en is dwingend (imperatief). Bovendien, en dat is belangrijk, draagt dit bij tot het eigen welbevinden en het algemeen welzijn.

Kants morele denken is helemaal geen koud, afstandelijk en puur rationeel denken. Zijn categorische imperatief wil het samenleven behoeden voor moreel verval. Door middel van een duidelijk criterium biedt de categorische imperatief houvast in tijden waarin goedkoop relativisme niet uitgesloten is. Maar, en dit is echt wel belangrijk, Kant biedt eenieder de kans om als mens te groeien. De categorische imperatief is slechts de helft van de waarheid. Het andere deel is de menselijke natuur die zodanig kneedbaar is dat het kan samenvloeien met de morele basiswet. Slechts dan is de mens op weg naar het geluk, aldus Kant. Toegepast op de actuele situatie die nog steeds ons leven en dat van vele aardbewoners bepaalt, betekent dit dat de raadgevingen van de man met de verschillende gekleurde truitjes opgevolgd dienen te worden, liefst samen met een beetje Kant. 



Bron: Kant, Immanuel, Kritiek van de praktische rede, ten geleide, vertaling & annotaties door Jabik Veenbaas en Willem Visser, Boom: Amsterdam, derde druk (eerste druk 2006), 230p. (oorspronkelijke uitgave: Kritik der praktischen Vernunft, Riga: Hartknock, 1788).

dinsdag 12 mei 2020

Het onontdekte land van de toekomst: over hoe ‘t later verder zou kunnen gaan

Volgende tekst verscheen op dewereldmorgen.be dd. 12.05.2020



Vermoeidheid slaat bij velen toe. De zoveelste week lockdown, de periode waarin we amper vrienden en familie mogen bezoeken blijft maar duren en de economische gevolgen lijken niet meer te overzien. Is er wel een toekomst na corona? Ongetwijfeld wel, alleen kan men zich afvragen hoe die toekomst er zal uitzien.

Ongetwijfeld kunt u zich herinneren hoe de enthousiaste leerkracht geschiedenis bij de aanvang van de eerste les aan de klas de quasi retorische vraag stelde waarom we nu allemaal geschiedenis moeten leren. Na een periode van contemplatieve stilte valt eindelijke het verlossende antwoord: omdat we uit de geschiedenis moeten leren. Nochtans leert de geschiedenis ons één ding, namelijk dat we niets leren. Wat kort door de bocht, geef ik toe, maar misschien biedt de coronacrisis de mogelijkheid om bewuster met deze vraag om te gaan. Dat deze crisis de geschiedenisboeken zal halen, staat buiten kijf. Ik denk zelfs dat de meesten onder ons dat beseffen. Vanuit het besef dat u en ik onderdeel zijn van een historisch erg relevante gebeurtenis, kunnen we nu al nadenken over welke zaken we kunnen onthouden in functie van de toekomst. Ik bied er u enkele mogelijkheden aan.

Rabbi Jonathan Sacks, wereldbefaamd filosoof en theoloog, wijst in zijn laatste boek Morality op een belangrijke culturele verschuiving die hij Cultural Climate Change noemt. Kortweg komt het erop neer dat de cultuur gedurende de laatste decennia verschoven is van een collectief wij naar een individualistisch ik. Hij toont dit uitgebreid aan vanuit heel wat maatschappelijke tendensen, maar laat mij me beperken tot één voorbeeld. Universitair onderzoek wijst uit dat teksten van popsongs de laatste decennia verschoven zijn van verhalen over wij naar verhalen over ik. De ikkigheid, om het met de woorden van Dirk De Wachter te zeggen, creëert een cultuur waarin de mens wordt losgeweekt uit het sociale weefsel en ronddoolt in Nietzsches oneindige leegte. Het hamstergedrag dat we spijtig genoeg van dichtbij hebben kunnen meemaken, is daar een scherpe illustratie van. Daartegenover staan de geweldige acties van solidariteit onder de mensen. Restaurants die koken voor mensen uit de zorgsector, mensen die zingen uit dankbaarheid of kopen bij de lokale handelaar, etc. Dit alles toont aan dat de terugkeer uit de ikkigheid naar het wij mogelijk en wellicht noodzakelijk is.

Vervolgens, zo toont Sacks aan, worden we geconfronteerd met een wereldwijde crisis. Voor het eerst is mijn probleem gelijkaardig aan het probleem van de Amerikaan, wiens probleem analoog is aan dat van de Chinees of de Boliviaan. U en ik worden uitgedaagd tot wat Sacks Global Responsibility noemt, een verantwoordelijkheid die verder gaat dan de eigen achtertuin. Was globalisering tot voor kort synoniem van een financieel-economisch mechanisme, vandaag kan het verworden tot een vorm van wereldburgerschap, waarin een gedeelde ethische code voorop wordt gesteld.

Ten slotte, en dat lijkt me heel erg belangrijk, maakt deze crisis pijnlijk duidelijk dat de vanzelfsprekendheid waarmee we anderen ontmoetten, helemaal geen vanzelfsprekendheid is. Misschien nodigt het post-coronatijdperk ons uit tot een grotere dankbaarheid voor de aanwezigheid van anderen in ons leven. Hopelijk worden de fundamenten gelegd van een cultuur waarin het vertrouwen het haalt van het wantrouwen. Vertrouwen dat niet alleen cruciaal is voor de dagelijkse omgang, maar zeker ook als grond van een sterke, hopelijk meer menselijke economie.

De pessimist ziet alles negatief. De optimist gelooft dat alles goed komt. Beide houdingen zijn in deze tijden onverantwoord. Veeleer is er nood aan hoop. Het grote verschil tussen optimisme en hoop is dat hoop gaat over het geloof in een positieve afloop mits aanhoudende inspanningen. Deze inspanningen zie ik overal gebeuren. Ze vormen de basis voor een nieuwe toekomst, na corona.

Biografie
Sacks, Jonathan, Morality. Restoring the Common Good in Divided Times, London: Hodder & Stoughton, 2020, 365p.


zaterdag 2 mei 2020

Opiniestukje rond heropening van de scholen

Op 2 mei 2020 verscheen volgend opniestukje op de website van Knack

Ik hou van wiskunde. Wiskunde is mooi. Een rekenregel, correct toegepast, levert altijd een juist resultaat. Om dan maar te zwijgen over de enorme waaier aan toepassingen in een even grote waaier aan disciplines: astronomie, fysica, bouwkunde, weerkunde... en ja, dit hebben we allemaal al gezien, in de virologie. Het is de wiskunde die ons leert dat een epidemie zich volgens een exponentiële functie ontvouwt. Het is de wiskunde die ons vertelt dat social distancing en een vakantie in eigen kot de curve doen afvlakken en het is diezelfde wiskunde die ons vraagt om de quarantainemaatregelen te verlengen.

Ik ben een fan van de Nederlandse taal. Het is een zaligheid om het mooie Nederlands van schrijvers zoals Harry Mulisch te kunnen lezen. Evenzeer houd ik van de Franse taal. Wat kan ik genieten van de poëtische teksten van wijlen Charles Aznavour of van Le Malade imaginaire van Molière . Echt Oxford English, zoals dat van Lord Jonathan Sacks, klinkt toch prachtig, niet?
Laten we ervan uitgaan dat de scholen op 18 mei opnieuw zullen opengaan. Super, dan kan onze schoolgaande jeugd zich opnieuw verheugen over de wonderen van de wiskunde en de wetenschap en van de virtuositeit van de taal. Geen kwaad woord over de positieve wetenschappen en geen slecht woord over de taalkunde.
Laten we echter niet vergeten dat onze jongeren ongewild een ongeziene historische gebeurtenis hebben doorleefd. De psychologische impact van de pandemie is aanzienlijk en het leerproces op menselijk vlak dat ze hebben doorgemaakt evenzeer. Ik denk zelfs dat de volledige stempel pas zichtbaar zal zijn wanneer dit alles min of meer is verwerkt, wanneer - in de woorden van Hegel - de uil van Minerva bij avond zal uitvliegen.
Het is daarom cruciaal dat alle actoren in het onderwijs kalm blijven. Het afpunten van de leerplannen wetenschappen en (vreemde) talen is dus geen prioriteit. Het secundair onderwijs is gebaseerd op herhaling. Bis repetitia placent, zo wisten de Romeinen, want ja, het herhaalde bevalt. Het heeft geen enkele zin om leerlingen en leerkrachten de kast op te jagen en leerstof tegen een hels tempo aan te bieden om de zogenaamde achterstand in te halen. Laten we de leerlingen en leerkrachten de mogelijkheid bieden om het schoolse leven opnieuw op te starten. Laten we hen de kans geven om op een normaal tempo leerstof te verwerken. Maar zeker ook, laten we ervoor zorgen dat de school de ruimte en de tijd biedt om wat gebeurd is een stukje te verwerken. Levensbeschouwelijke vakken zullen in de volgende maanden nog belangrijker zijn dan integralen, de passé composé, de simple present, of het liefdesleven van de zalm. Het woordje 'school', beste lezer, komt van het Latijnse schola, wat vrije tijd betekent. Het is een tijd waarin er niet op het veld of in de fabriek moet worden gewerkt. Het is een tijd om meer mens te worden, een ware humaniora, en dat blijft waar, ook in het post-coronatijdperk.

Humor als existentiebepaling

  Even in herinnering brengen: volgens Climacus bestaan er drie existentiesferen: de esthetische, de ethische en de religieuze. Ik heb deze ...