Zaterdagavond - of zeg ik
misschien beter zaterdagnacht, want het midden van de nacht was al enige tijd
gepasseerd - zat ik in de zetel een beetje te suffen. Ik wilde niet toegeven
dat ik eigenlijk beter zou gaan slapen. Luisteren naar muziek op de radio,
scrollen op de website van de VRT, wanhopig op zoek naar een berichtje dat niet
over corona gaat. En ja, daar was het dan, tussen de grafieken, de cijfers en
de commentaren door, de verjaardag van Hubble.
Dertig jaar geleden werd de
ruimtetelescoop Hubble gelanceerd. Reeds drie decennia lang levert deze
wonderlijke machine adembenemende beelden, ongehinderd door de atmosfeer van de
aarde. Het blote oog van de mensheid, zo zou je kunnen zeggen. Op de foto ziet men
gaswolken, lichtjaren van ons verwijderd. Wolken waaruit nieuwe sterren en
nieuwe werelden geboren zijn en zullen worden. Een kleurenpracht, door een
dichter amper te beschrijven.
Filosofen houden van vraagjes,
dus ik ook. Is het heelal nu werkelijk zo mooi, of is het enkel de mens die de
schoonheid kan zien? Wat is de zin van deze schoonheid, vooral omdat ze eeuwen
en eeuwen verdoken bleef voor zovele mensen? Verstopt nu nog, voor heel wat
aardbewoners die deze beelden nooit zullen zien. Opgeslokt in de onmetelijke
ruimte, ook voor beschavingen diep in het heelal. Het is in feite een variant
van de vraag of het vallen van een boom geluid maakt, als er niemand in de
buurt is om dit geluid te horen.
Volgens de Canadese filosoof Charles
Taylor heeft het heelal een merkwaardige evolutie doorgemaakt in de perceptie
van de mens: een evolutie van kosmos
naar universum. De Grieken spraken over de kosmos,
wat verwijst naar schoonheid, denk maar aan cosmetica.
Op de één of andere wijze voelden ze zich verbonden met het geheel, dachten ze.
Zoals Plotinus kwamen ze voort uit het geheel om ooit daarnaar terug te keren.
Ondertussen heeft de verlichte mens geleerd de kosmos als een onpersoonlijk en amoreel universum te zien. Terecht
uiteraard, het heelal is wat het is en de wetten van de fysica zijn er nu
eenmaal. Het heelal verheugt zich niet, is niet solidair, biedt geen troost,
koestert geen wraak en geeft geen bescherming als een moederschoot. Eerder is
het een bond allegaartje van elementaire deeltjes die reageren volgens fysische
wetten, door ons zo mooi beschreven door de wiskunde.
Ik vraag me af of we het
universum niet een beetje meer terug als kosmos kunnen bekijken. We hoeven
daarom geen afstand te nemen van de wetenschap. Helemaal niet. Wat ik bedoel is
dat de menselijke technologie in staat is om ons een vorm van schoonheid te
doen waarnemen die ons kan verbinden. Een gevoel van eerbied dat nederigheid dicteert.
In de Bijbel wordt Job getroffen
door uitzinnig lijden. Hij verliest zijn kinderen, zijn huis, zijn vee, zijn
toekomst…en hij wordt ziek. Ter verantwoording geroepen, stelt God dat Job eens
moet nadenken over de werkelijkheid. Waar was jij, Job, toen ik, God, de wereld
en het heelal heb geboetseerd? Het spreekt voor zich dat het antwoord van God
ontoereikend is als verklaring voor Jobs lijden. Het gaat hier ook niet over
een wetenschappelijke verklaring van het ontstaan van het heelal. Veeleer biedt
dit antwoord aan Job de mogelijkheid om zich in een eerbiedwaardige stilte
verbonden te voelen met een vorm van schoonheid die je in de wereld kan
ontmoeten. En misschien is dat wel een reden voor Hubble om ons niet alleen
naar het universum te doen kijken, maar vooral ook naar de kosmos.
Link naar het filmpje op youtube nav de verjaardag van Hubble