vrijdag 1 oktober 2021

Kierkegaards evangelie van het lijden

 Kierkegaards evangelie van het lijden…

…en hoe dit voor iedereen hoopvol kan zijn.

De derde afdeling van Kierkegaards “Opbouwende toespraken in verschillende geest”, draagt de merkwaardige titel “het evangelie van het lijden”. Het woordje “evangelie” betekent “goed nieuws”. Het lijkt op het eerste gezicht een merkwaardige contradictie: hoe kan lijden immers goed nieuws betekenen?

Kierkegaard maakt een duidelijk onderscheid tussen de menselijke verhouding enerzijds en de verhouding tussen mens en God anderzijds. Anders gezegd, is er een belangrijk verschil tussen profane taal en geloofstaal. Het is duidelijk dat het in de profane wereld op zijn minst gezegd gevaarlijk is om lijden en schuld met mekaar te verbinden. Niet zelden voelen mensen zich schuldig wanneer ze lijden, maar objectief gezien, en dat weet Kierkegaard ook, is het verband tussen lijden en schuld fragiel (p. 289). Het feit dat je lijdt, in welke vorm dan ooit, staat los van je wie je bent. Maar toch, het is een kwestie waar mensen mee worstelen, denk aan het wereldberoemde boekje van rabbi Harold Kushner: “Als het kwaad goede mensen treft”.

Nu stelt Kierkegaard vast dat er een verandering optreedt wanneer die mens zich tot God verhoudt. In die verhouding ziet Kierkegaard volgende waarheid verschijnen: “Hoe vreugdevol het is dat een mens tegenover God altijd schuldig lijdt” (p.289). Een merkwaardige gedachte, niet? Tegenover God lijdt de mens altijd schuldig. Let op, Kierkegaard zegt niet dat de mens altijd schuldig is, wel dat hij schuldig lijdt. Wat wil hij met deze controversiële stelling bereiken? Wel, veronderstel dat de mens in bepaalde omstandigheden tegenover God onschuldig zou lijden. Dit zou kunnen betekenen dat God op de één of andere manier het lijden van die mens in de hand werkt, goedkeurt of zelfs veroorzaakt. Hiermee staat de ethische kwalificatie van God op het spel. Waar de lijdende mens immers zeker van kan zijn is dat God volmaakte liefde is. Hij staat echter in een schuldige, versta onvolmaakte verhouding tegenover God. Hierdoor zal, aldus Kierkegaard, de focus van het lijden steeds teruggevoerd worden tot die mens. Let wel op, beste lezer, Kierkegaard schrijft hier in geloofstaal en niet in profane taal. Wat hij wil zeggen is dat de lijdende mens de oorzaak maar ook de behandeling van dat lijden binnenwerelds dient te houden en niet mag verschuiven in de richting van God. Gevolg is dat een binnenwereldse overpeinzing van het lijden ook kan leiden tot een wereldse oplossing. Zo zal de lijdende bezig zijn met aardse oplossingen en niet in de verleiding komen om zijn heil, i.e. een volledige beëindiging van het lijden,  te verwachten van God, die immers alleen maar vanuit mensen kan handelen. Natuurlijk blijft in casu de goddelijke belofte van verrijzenis buiten elke discussie en nog belangrijker, het ethisch volmaakte karakter van God overeind. God kan het lijden niet doen verdwijnen, Hij kan wel, in termen van psalm 23, naast je gaan.

Kierkegaard verwijst hierbij naar Job. Interessant is dat God over Job spreekt als zijn dienaar (Job, 1,8). Met andere woorden, zelfs in de dubieuze overeenkomst met Satan, waarbij Job een slachtoffer wordt, blijft de verhouding tussen God en Job gevrijwaard. Het boek Job kent een climax op het moment dat God in een lange redevoering antwoordt op de verzuchtingen en de verwijten van Job aan zijn adres. Waarom overkomt mij dit lijden? Waar is God nu ik zo lijd? Is er niemand die het voor mij opneemt, zo klaagt Job? In zijn redevoering onderstreept God aldus Kierkegaard het schuldige karakter van het lijden van Job. Dit doet God om zijn morele kwalificatie als goede God te vrijwaren. God ligt niet aan de oorzaak van Jobs lijden, hij schept er geen plezier in, hij legt het niet op omwille van wrok. In tegendeel, tegenover de lijdende Job bevindt zich een volmaakte God waarbij Job uiteindelijk kan thuiskomen, zo blijkt ook in het prachtige eerherstel van Job aan het einde van het boek (p. 305 ev).

Wat kan je met de analyse van Kierkegaard doen? Lijden is van alle tijden en voor iedereen een gegeven in het leven. Indien dit lijden nu plaatsvindt binnenin een pessimistische levensvisie vol wanhoop, vergroot en verzwaart het lijden. Wanneer in tegendeel de lijdende mens in welke zin dan ook hoopvol kan blijven, ongeacht de soms fatale afloop van dat lijden, dan blijft die mens het lijden steeds een stapje voor. Ik verwijs bijvoorbeeld naar terminaal zieke mensen die de enorme psychologische kracht bezitten om hun levenseinde te regisseren en te voorzien van zin. Maar ook naar ieder ander mens die met lijden te maken krijgt en die dit kan transfigureren. Je zou Kierkegaards visie kunnen verbeelden als een mens die in verhouding staat tot een volmaakte sfeer die als metafoor voor hoop kan fungeren. En het is die hoop die Kierkegaard wenst te vrijwaren en te behouden.

Kierkegaard, Søren, “Opbouwende toespraken in verschillende geest”, Damon, 2016:420p.

Humor als existentiebepaling

  Even in herinnering brengen: volgens Climacus bestaan er drie existentiesferen: de esthetische, de ethische en de religieuze. Ik heb deze ...