zondag 28 februari 2021

De driehoek en de liefde

 

Zoals ik reeds vroeger aanhaalde, stelt Kierkegaard in ‘Wat de liefde doet’, dat de liefde slechts dan volwaardig is wanneer ze in termen van plicht wordt beleefd. En hij gaat nog verder. Kierkegaard poneert de merkwaardige stelling dat er pas van ware liefde kan gesproken worden wanneer er een driehoeksverhouding optreedt. De drie polen zijn dan de twee geliefden en God. Laat je God uit de vergelijking weg, dan is er geen sprake meer van ware liefde. Dit komt zelfs voor de meest welwillende gelovige op zijn minst gezegd merkwaardig over. Stel je een romantisch etentje voor met je partner…en ja, op de extra stoel zit… God.

Het spreekt voor zich dat er hier sprake is van een zekere filosofische spitsvondigheid. Vooreerst wijs ik erop dat Kierkegaard zich inschrijft in de ruimere filosofische traditie waarin gelovige filosofen proberen via de rede tot God en het geloof te komen. Denk aan Thomas Van Aquino en Levinas bijvoorbeeld. Gelovigen benoemen God immers tot de bron van liefde bij uitstek, de leverancier van de aardse liefde zeg maar. Vergelijk met de zon, de bron van het licht die alle licht op aarde voorziet.

Terug naar Kierkegaard. Ten eerste is het misleidend, verleidend maar ook verkeerd om God altijd en uitsluitend als een persoon te zien. God kan als persoon worden opgevat, er kan een persoonlijke relatie met God optreden, maar God is altijd anders dan wordt opgevat. Er kan immers geen beeld van hem worden gemaakt, zo lees je in de Bijbel. God is daarom niet per definitie de derde persoon aan de tafel van de geliefden. Allegorisch opgevat is God de bron van de liefde, datgene wat de liefde tussen de mensen aanwakkert en in stand houdt. Denk eraan, God is in termen van Kierkegaard ook de personificatie van de plicht tussen de geliefden, de plicht die duurzaamheid in de relatie garandeert. Misschien in termen van Thomas Van Aquino, die zijn vijf wegen naar God telkens eindigt door te zeggen…dat noemen we God, dat definiëren we als God, nooit zegt hij, dat is God.

Ten tweede schrijft Kierkegaard het volgende: ‘Liefde is een zaak van het geweten, en is dan ook geen zaak van aantrekkingskracht en genegenheid, van het gevoel, of een zaak van verstandelijke berekening’ (Kierkegaard, 2011:159). Hij zegt niet dat er geen gevoelens meespelen in de liefde, dat niet. Wat hij wel doet, is telkens opnieuw de nadruk leggen op het langdurige engagement van de liefde, soms uitgedrukt in de plicht, maar nu ook in het geweten. Met andere woorden, de connectie met God staat garant voor de broodnodige morele component die onontbeerlijk is wil de liefde groeien tot het fundament waarop je een leven kan bouwen. God staat dan voor duurzaamheid en moreel engagement. God is de personificatie, het garantiecertificaat zou ik kunnen zeggen, voor een liefde waarop je een toekomst kan bouwen met verregaande beslissingen (wel of geen kinderen, huisje bouwen, er zijn voor de ander wanneer die ziek wordt,…).

Ik geef grif toe dat het geschrift van Kierkegaard over de liefde de wenkbrauwen doet fronsen. Een interessante vraag die je zou kunnen stellen, vertrekt vanuit het perspectief van de atheïst. Wat, zou die atheïst kunnen vragen, als ik die verbindende, morele component in mijn liefdesrelatie niet God wil noemen? Zeer terechte vraag, uiteraard. En nog, op welke manier zou de persoon Soren Kierkegaard zien naar atheïstisch koppel dat verklaart de ware liefde te beleven? Ook dat is interessant om over na te denken, want zelfs indien je God volledig spiritueel zou opvatten, dan nog blijft de vraag of Kierkegaard dit evenwaardig zou achten met een theïstische beleving.

 

Bron: Kierkegaard, Soren, ‘Wat de liefde doet’, Damon, vertaling en verklarende noten Lineke Buijs en Andries Visser, met een nawoord van Udo Doedens en Pieter Vos, tweede druk (eerste druk 2007), 2011, 480p.

zondag 21 februari 2021

Liefde en de plicht

 

In ‘Wat de liefde doet’ uit 1847 stelt Kierkegaard dat de liefde slechts dan tot volle rijpheid is gekomen, indien ze het karakter aanneemt van een plicht. Dit klinkt in onze oren op zijn minst verdacht, zeker in de individualistische tijd waarin we leven.  Al snel doemt het beeld van het belerende vingertje op, symbool van een externe bron die haar wil oplegt.

Dat is niet de plicht waar Kierkegaard het over heeft. De plicht is nodig om een eeuwig karakter aan de liefde toe te kennen, een karakter dat zo sterk is dat het de natuurlijke dood kan overleven. De liefde wordt dan eeuwig.

Hoe gaat dit in zijn werk? Laten we een concreet voorbeeld geven van een koppel dat nog maar net samen is. Verliefdheid domineert en de liefde tussen hen zoekt naar standvastigheid, naar verankering. Deze radicaliteit (radix is Latijn voor wortel) komt stap voor stap wanneer de prille liefde wordt geconfronteerd met het leven. Dit leven kent haar mooie momenten, maar slaat soms ook genadeloos toe. Na verloop van tijd kent het koppel een liefde waarop kan gebouwd worden, een liefde die zekerheid biedt, die een thuis is, een veilige haven in de baai aan de soms echt wel woelige zee.

Ik concretiseer. Veronderstel dat één van beide partners een moeilijke periode doormaakt omwille van een persoonlijke tegenslag zoals ziekte of verlies van werk. De andere partner voelt het als een evidentie, maar zeker ook als een plicht, om de ander bij te staan, ook wanneer het proces dat leidt tot herstel traag verloopt en soms een stapje terug kent. De plicht waar hiervan sprake kan op dat punt vergeleken worden met de kantiaanse plicht. Volgens Kant wordt het summum van het morele leven bereikt wanneer de morele plicht samenvalt met de menselijke natuur. Met andere woorden, de plicht die de ene partner de andere doet bijstaan, voelt aan als een natuurlijke evidentie, eigen aan de relatie die de partners hebben, maar is in feite een vorm van plichtsbesef, een niet anders kunnen, dat ontstaan is in het proces van een liefde die volwassen werd.

Omdat de liefde nu als plicht wordt aangevoeld, wordt ze een sterk fundament, zo sterk zelfs dat ze een eeuwigheidskarakter krijgt. Hierdoor zal de liefde de natuurlijke dood te slim af zijn. De mens is tijdelijk, dat is waar, maar de liefde is eeuwig, aldus Kierkegaard. Onnodig te zeggen dat Kierkegaard hiermee een filosofische onderbouw geeft aan een christelijke, paulinische gedachte die de liefde als de grootste aanziet. In de brief aan de christenen van Korinthe, klinkt de overbekende strofe immers: “…De liefde vergaat nimmer. De gave der profetie zal verdwijnen, tongen zullen verstommen, de kennis zal een einde nemen.  Want ons kennen is stukwerk en stukwerk ons profeteren.  Maar wanneer het volmaakte komt, heeft het onvolmaakte afgedaan” (1  Kor 13).

 

zaterdag 20 februari 2021

De actrice en de zwaarte

 




In “De crisis en een crisis in het leven van een actrice” vertelt Nicolaus Notabene, pseudoniem van Kierkegaard, het verhaal van een actrice die als zestienjarige op een voortreffelijke wijze de rol van Julia neerzette in Schakespeares overbekende toneelstuk. Notabene noemt haar niet bij naam, maar volgens Paul Cruysberghs, zou het gaan over Johanne Luise Heiberg (foto). In 1847 nam voornoemde actrice de rol opnieuw voor haar rekening, ze was toen vierendertig jaar oud. Kierkegaard analyseert de reacties van het publiek, zeker nu een oudere actrice een rol herneemt die ze als tiener zo uitmuntend neerzette. Het publiek ziet een oudere actrice, bekleedt met een esthetische jeugdigheid, een rijpheid die haar opnieuw jong, zelfs tijdloos maakt. 

In het volle betoog wijdt Notabene uit over de rol van de zwaarte en de angst. Hij hekelt de idee dat professionele artiesten, bij uitbreiding ook kunstenaars in het algemeen, geen angst zouden hebben. De toeschouwer ziet immers iemand op het toneel die volledig in haar element lijkt te zijn, iemand die volledig vergroeid is, samenvalt met het personage dat ze neerzet. Niets is minder waard, aldus Notabene, ’s avonds in de eenzaamheid van haar kamers, overvalt de actrice de diepe, quasi existentiële angst die op het toneel verdwenen lijkt te zijn. De interessante stelling van Notabene bestaat erin dat de zwaarte nodig is, wil de actrice ten volle kunnen zijn wie ze is. Zwaarte is hier nodig om de inherente kracht van de kunstenaar tot ontplooiing te laten komen, daar die zwaarte in verhouding staat tot de grote innerlijke kracht die iemand kan dragen.

Dit alles deed me toch terugdenken aan de kameel die voorkomt in Zarathustra’s redevoering van de drie gedaanteverwisselingen. Voornoemde kameel buigt zich gewillig voorover om zich met zwaarte te doen beladen. Zarathustra voorziet een gedaanteverwisseling van kameel tot leeuw en tenslotte van leeuw tot kind. De leeuw vernietigt de zwaarte, waarna het kind spelenderwijs en lichtvoetig door het leven kan gaan. Vergeten we echter niet dat het kind opnieuw kameel zal worden wanneer het zich in een specifieke en concrete situatie van het leven bevindt of begeeft. Het is het vermogen van krachtige mensen, aldus Notabene, om de angst toe te laten wanneer ze geen kwaad kan doen. Je kan de angst immers niet volkomen beteugelen, iedereen voelt zich soms wel eens angstig. Maar ik denk dat het hier nog verder gaat dan dat. Wat met mensen die een existentiële angst ervaren ten gevolge van een psychische aandoening, zoals burnout of depressie. De literatuur wijst erop dat burnouts niet zelden voorkomen bij krachtige, ondernemende mensen. De ideeën van Notabene in het achterhoofd zal het erop aankomen om de angst te leren kanaliseren en te leren transfigureren (een begrip dat Notabene ook vermeldt), zodat ze als brandstof kan dienen die, gevoed door de zwaarte van het bestaan, kan resulteren in een sterke levenskracht.

Nosce te ipsum

 

Soren Kierkegaard, Nicolaus Notabene, Inter et Inter, Procul, Voorwoorden, De crisis, De heer Phister, vertaling door Frits Florin en Annelies van Hees, van een nawoord voorzien door Paul Cruysberghs, Deel 13 van de Nederlandse Soren Kierkegaard Werken, Eindhoven: Damon, 2018 (oorspronkelijke uitgave 1848)

Bron afbeelding: https://en.wikipedia.org/wiki/Johanne_Luise_Heiberg


woensdag 17 februari 2021

Het publieke forum en de antivaxxers (deel 2)

 

In november 2020 overleed rabbi dr. Jonathan Sacks. Sacks was een gerenommeerd filosoof, theoloog en wereldberoemd rabbijn. Zijn kennis van de joodse traditie en de westerse filosofie is en blijft verbazingwekkend. In mijn bescheiden bibliotheek getuigt een ruime hoeveelheid van de door hem geschreven werken van zijn eruditie en bevlogenheid. Sacks had ook de gave van het woord. Wanneer u op YouTube zijn lezingen volgt, zal u ongetwijfeld worden opgetild door het mooie Engels in even mooi georkestreerde en volgens de regels van de kunst opgebouwde betogen.

Maar, diezelfde Sacks verdedigt in een van die lezingen het zogenaamde Fine Tune Argument For The Existence Of God. De aarde, zo stelt dit argument, bevindt zich op de exact correcte positie ten opzichte van de zon, begiftigd met de correcte fysische constanten en wetten om het menselijk leven mogelijk te maken. Een verandering in een van die constanten of wetten en het menselijk leven wordt onmogelijk. Toegegeven, het is merkwaardig te noemen dat de condities hier op aarde zo zijn dat het leven mogelijk wordt. Eveneens toegegeven, het Fine Tune Argument kan (niet moet) een onderdeel zijn van een verantwoorde religieuze visie. Maar, en daar zit het probleem, het Fine Tune Argument dwingt niet tot de conclusie dat er een God moet zijn. En daar lijkt Sacks wel van overtuigd te zijn.

Het is natuurlijk dwaas om deze redeneringsfout zo door te rekenen dat Sacks alle geloofwaardigheid zou verliezen. Hij is en blijft een groot filosoof en theoloog, ongeacht de redeneringsfout die hij maakt. Bij uitbreiding is het zo dat er weinig intellectuelen zijn die geen denkfouten maken, zelfs binnenin hun eigen vakgebied, wat niets afdoet van hun kunde, maar eerder wijst op hun menselijkheid.

Terug naar het debat met de antivaxxers tijdens De Zevende Dag, het debat waarvan sommige filosofen geloven dat het niet had mogen doorgaan. In mijn vorige post heb ik reeds een argumentatie opgebouwd, nu presenteer ik een andere invalshoek. Voor alle duidelijkheid: het debat was legitiem. Het is goed dat het heeft plaatsgevonden.

Het begint met de connotatie van antivaxxers. Een erkend arts wordt onder de noemer van antivaxxer geplaatst met het risico dat alles wat deze arts nog is, in het niets verdwijnt. Je zou Sacks een moderne creationist kunnen noemen, maar dat is slechts een aspect van wie hij was. Er is veel meer. Voornoemde arts heeft wellicht al heel wat mensen geholpen, heeft zonder twijfel interessante en onderbouwde behandelingsplannen voor uiteenlopende pathologieën, maar dreigt nu weggezet te worden als een pseudowetenschappelijk en gevaarlijk individu dat maar niet ziet wat de wetenschap wel ziet. Ik ga me niet mengen in het wetenschappelijk debat, vergeet niet dat het me te doen is om de legitimiteit van het debat tijdens De Zevende Dag.

De groep van de zogenaamde antivaxxers stelde in het debat legitieme vragen die door prof. Van Damme op een correcte en respectvolle manier werden behandeld. Ik heb het hier niet over wetenschappelijke correctheid, waar ik niet kan over oordelen. Van Damme besefte wel dat tegenover hem geschoolde mensen zaten die evengoed van het verdomde virus af willen. Door hen ernstig te nemen laat Van Damme zien dat hun argumentatie een stem is in het debat en een onderdeel van de wetenschappelijke afweging.

Bovendien, en dat is echt wel belangrijk, indien voornoemde antivaxxers niet aan het debat hadden mogen deelnemen, er zou dan zelfs geen debat geweest zijn, dan zou dit een nefast effect hebben gehad op de publieke opinie. Ik ken heel wat mensen die op de eerste rij willen gaan staan om hun vaccin te krijgen. Ook ken ik heel wat mensen, jong en oud, van elke scholing, die geen vaccin willen. Ze zijn bezorgd maar ze willen ook van het virus af. Een veto tegen het debat zou de verdachtmaking en de sfeer van complot rond de vaccinatiecampagne alleen maar versterken. 

Wil je mensen overtuigen van de zinvolheid en wat mij betreft zeker ook de noodzaak tot vaccinatie, dan zal je het debat moeten blijven aangaan en je argumentatie moeten blijven herhalen. Je zal nooit iedereen kunnen overtuigen en wellicht zal dat niet nodig zijn. Maar door het debat op een correcte en respectvolle manier te blijven voeren, sluit je niemand uit, verneder je niemand en blijf je alert voor andere inzichten. Zo zal er een vorm van samenhorigheid ontstaan die een belangrijke bouwsteen vormt voor het basale, existentiële vertrouwen dat het vertrouwen in de wetenschap alleen maar ten goede zal komen.

 

Het publieke forum en de antivaxxers

 

Beeld u een machtige, kolkende en angstaanjagende rivier in waarin het water van alle kanten lijkt te komen. Nietsontziend, gewelddadig en verslindend verplaatst de kolkende watermassa zich, alles met zich meeslepend en destructief. Als je in deze massa water terecht komt, lijkt het noodlot onafwendbaar.

Veronderstel nu dat er twee betonnen dijken zijn die deze machtige rivier bedwingen. Ze doen niets af aan de gewelddadige verplaatsing van het water, maar ze geven wel een letterlijke begeleiding en leggen een beperking op. De resultante van de bewegende watermassa wordt bepaald door de dijken en niet door de fysische wetten die de kolkende massa water laten bestaan. Een barst in een van de twee dijken, of, God behoede het, de beide dijken, zal uiteraard desastreuze gevolgen hebben, dat spreekt voor zich.

Ziehier het beeld dat Nietzsche gebruikt om de verhouding tussen de adel en het volk te omschrijven. Laat u niet meeslepen in een moraliserend verhaal dat de adel als een betere mens omschrijft ten opzichte van de lager geplaatste, minderwaardige, tweederangs mens. Daar is het Nietzsche niet om te doen. Een gezonde cultuur, zo stelt hij, is vergelijkbaar met het gegeven van de verplaatsende watermassa, in bedwang gehouden door de dijken. De kolkende watermassa verwijst naar de culturele bewegingen die experimenteren, die bestaande overwegingen in vraag stellen, soms elkaar versterkend, soms ook destructief. Geen probleem, aldus Nietzsche, want de adel zorgt ervoor, in het beeld dus de dijken, dat de algemene resultante van de beweging die de cultuur maakt, controleerbaar blijft en  in de (moreel) verkiesbare richting evolueert. Merk op dat Nietzsche, zo stelt hij het ook bij monde van Zarathustra, de adel niet definieert vanuit de afkomst, maar vanuit de kwaliteiten die iemand heeft. Opnieuw, het gaat niet over een betere versus een slechtere mens. Het gaat over competenties die iemand kan benutten om het legitieme experimenteergedrag van de cultuur in goede banen te leiden.

Nu pas ik dat toe op een vermakelijke verontwaardiging naar aanleiding van een debat in het zondagse duidingsprogramma De Zevende Dag, een debat waarin prof. Van Damme, vaccinoloog en net zoals ik, voorstander van het vaccinatieprogramma, van gedachte wisselde met zogenaamde antivaxxers, mensen die in casu van het voornoemde debat wetenschappelijk geschoold zijn, ook in geneeskunde. Antivaxxers, zo klinkt het uit de mond van een gerenommeerd Vlaams filosoof, mogen geen platform krijgen in een duidingsprogramma van de publieke omroep, omdat ze stellingen verdedigen die wetenschappelijk niet onderbouwd zijn.

Het is mijn stelling dat de filosoof zich vergist. Het debat was legitiem. Ik vind trouwens dat prof. Van Damme dat debat op een voortreffelijke en waardige wijze heeft gevoerd. Het probleem zit niet in het feit dat iemand twijfelt over de kwaliteit van het vaccin en dit op de openbare omroep in een debat laat horen. Het probleem zit in de dijken. Onze samenleving voelt de barsten in de dijken die de cultuur standvastigheid geven. Het gebrek aan consensus in het wetenschappelijk debat is eigen aan de wetenschap, zeker wanneer het gaat over topwetenschap die geconfronteerd wordt met relatief onontgonnen terrein. De pandemie rond covid 19 is nieuw en de vaccins zijn nieuw. Uiteraard heeft de wetenschap ervaring met wat een pandemie is, denk maar aan de voortdurende strijd tegen Ebola. Ook bestaat er expertise rond het ontwikkelen van vaccins, maar de combinatie van dit alles in deze nieuwe covid-setting kent nog heel wat te ontdekken materiaal. Debat, gebrek aan consensus en verschil van mening zijn dus onvermijdelijk.

Dat betekent echter niet dat de dijken in deze onbelangrijk zouden zijn. Prof. Van Damme wijst terecht op de gevolgde wetenschappelijke procedures, de knowhow en de bredere wetenschappelijke consensus die er heerst rond de vaccins. Met andere woorden, de resultante van de wetenschappelijke beweging is bekend, onderbouwd en geniet een belangrijk draagvlak. De keuze om te vaccineren is wetenschappelijk verantwoord en verdedigbaar.

Timmeren aan de culturele dijken, het zoeken naar de nieuwe adel waar Nietzsche het over had in de negentiende eeuw, is geen proces dat over een nacht ijs gaat. Het is ook een multidisciplinair proces dat heel wat zaken tegelijk moet aanpakken. Culturele nivelering bijvoorbeeld, om maar een zaak te noemen. Ik denk dat het besef dat er aan de dijken moet gewerkt worden, meer concreet en naar de woorden van de Israëlische filosoof Harari, het idee dat er opnieuw moet gebouwd worden een fundamenteel en existentieel vertrouwen, dat na de nietzscheaanse dood van God op de helling is komen te staan, cruciaal is voor de huidige en toekomstige generaties. Mensen monddood maken in een publiek debat zal hier zeker niet toe bijdragen. Het zal eerder het voornoemde existentiële vertrouwen ondermijnen.

maandag 15 februari 2021

De waker van Kopenhagen en het begrip 'angst'

 

In ‘Het begrip Angst’, geeft Vigilius Haufniensis, de waker van Kopenhagen, pseudoniem van de Deense filosoof Kierkegaard, wat hij een ‘eenvoudige psychologische overweging’ van het begrip angst noemt en dit in relatie tot de erfzonde. Een eerste indruk van deze titel kan heel wat lezers op het verkeerde been zetten. Het is helemaal geen eenvoudige lezing. ‘Het begrip angst’ is een uiterst complex boek waarin de waker van Kopenhagen een stortvloed aan gedachten op de lezer afvuurt, vaak in zeer complexe zinnen met heel uiteenlopende invalshoeken. Bovendien ben je als eenentwintigste eeuwse lezer geneigd om de psychologie te begrijpen als een empirische wetenschap, wat ze ten tijde van Kierkegaard niet was. Maak je deze fout, dan verval je in de zoektocht naar een psychologisch begrijpen van de angst waar het Kierkegaard niet in eerste instantie om te doen is.

U begrijpt dat een korte tekst als deze slechts een eerste aanzet kan zijn. Mijn bedoeling is om in korte bewoordingen een (van de meerdere) invalshoeken te schetsen. Kierkegaard wil een metafysische analyse aanbieden van het begrip, het concept angst, en dit in relatie tot de erfzonde. De metafysica is een discipline binnenin de filosofie die beweert dat er een essentie van de werkelijkheid bestaat en dat het voor de mens mogelijk is deze essentie te begrijpen. De hele geschiedenis van de metafysica kan gelezen worden als een commentaar, een bevestiging en/of problematisering van deze stelling. Toegepast op de angst, probeert Kierkegaard te begrijpen wat het wezen van de angst is.

Natuurlijk is het nodig om  de angst eerst in een concept te vatten, vooraleer de zoektocht naar haar essentie kan beginnen. Het woord concept komt van het Latijnse werkwoord concipere wat omvatten betekent. Met andere woorden, naast een analyse van wat de essentie van de angst is, wil Kierkegaard ook begrijpen wat het concept angst is. Eenvoudig gezegd, hij wil niet alleen het product kennen, maar ook de verpakking.

De angst ontstaat op het moment dat mens geconfronteerd wordt met de veelheid van keuzen die hij/of zij kan maken. De toekomst kan alle mogelijke richtingen uit. Merk op dat deze redenering ook vanuit de samenleving als geheel kan worden gemaakt. Waar wil je als maatschappij, als cultuur naartoe? De veelheid van keuzen bevat natuurlijk ook een aantal (ethisch) mindere keuzen, soms zelfs fatale of laakbare keuzen. De angst ontstaat omdat er altijd de mogelijkheid is dat je de verkeerde keuze maakt.

Wanneer stelt het probleem zich? Het probleem stelt zich op een ogenblik, een moment in de tijd. Maar, zo merkt Kierkegaard spitsvondig op, dit ogenblik is veel meer dan een banale tijdsaanduiding. In het ogenblik draag ik mijn verleden mee en zie ik alle (of vele) mogelijke vormen van toekomst. Met andere woorden, in het ogenblik zit het verleden en de toekomst in zekere mate vervat, zij het dan als mogelijkheid. Daarom zal Kierkegaard het ogenblik aan de eeuwigheid gelijk stellen.

De angst ontstaat dus ook omwille van het niets. In het ogenblik kiest men niet per definitie fout. Angst slaat dus op wat mogelijk is, in potentie is, en dus nog niet is of al voorbij is. Toch is de angst reëel, want je moet kiezen. Onnodig erop te wijzen dat Jean-Paul Sartre zich door Kierkegaard heeft laten inspireren wanneer hij later zal schrijven dat de mens tot de vrijheid is veroordeeld: l’ homme est condamné à être libre. De angst transformeert zich naar vrees op het moment dat de situatie reëel wordt. Je wordt op het bureau van de baas ontboden en je krijgt effectief een sanctie, dan ontstaat er, aldus Kierkegaard vrees. Het uur voordien, toen je nog niet op het bureau was verschenen was er angst, omdat je uit ervaring leert dat op het bureau ontboden worden, slecht nieuws betekent, met als gevolg een mogelijk ontslag, maar niets daarvan is dan al reëel, het is slechts mogelijk.

Je zou kunnen stellen dat Kierkegaard wel een heel pessimistisch boek heeft geschreven. Toch even opletten. Kierkegaard poneert de stelling dat het geloof in staat is om de angst te overwinnen (niet te vernietigen) en de vrijheid haar rechtmatig karakter terug te geven. Hiervoor schreef ik dat de atheïstische Sartre zich op Kierkegaard heeft gebaseerd. Natuurlijk kon hij als atheïst, die gedachte van het geloof niet overnemen. Ik zie dan ook in het existentialisme van die tijd een moeilijke zoektocht naar de hoop, een hoop die Kierkegaard vanuit het geloof staande houdt.

Ik schreef hiervoor dat Kierkegaard zijn analyse wil koppelen aan de erfzonde, de zonde van Adam. Het is niet mijn bedoeling om in deze tekst zijn analyse op te nemen. Ik wil afsluiten met een aantal vragen die Kierkegaard zich stelt. Indien Adam de eerste mens zou geweest zijn (Kierkegaard was niet naïef), was zijn ogenblik dan vergelijkbaar met mijn ogenblik. Adam kon niet terugvallen op een geschiedenis. Wanneer begint de geschiedenis? Stel dat Adem geen zonde zou gepleegd hebben, zou de angst dan zijn wat ze vandaag is? Is de oerzonde de ergste zonde? Verergert deze zonde of verzwakt ze? Verandert ze van aard of verdwijnt ze? Maak niet de fout om Kierkegaard van naïviteit of irrelevantie te beschuldigen. Ik geef een voorbeeld. Mensen met een moeilijk familiaal verleden, denk bijvoorbeeld aan generatie-armoede, mensen die heel wat hebben meegemaakt, dragen hun geschiedenis soms zwaarder mee dan anderen. Ze erven met andere woorden alles wat er vroeger is misgelopen en worden nog sterker geconfronteerd met wat Kierkegaard hierboven als angst heeft omschreven. Uiteraard vereist dit een sterk genuanceerde analyse van wat zonde is, veel meer dan de simplistische identiteit tussen zonde en schuld, iets waar Kierkegaard zich zeker bewust van is.

 

vrijdag 12 februari 2021

Het huishouden en de president

 

Zonet draaide ik de laatste bladzijde om van A Promised Land, het eerste deel van de memoires van Barack Obama. Neen, er volgt geen recensie. Ongetwijfeld kan u die op vele andere plaatsen lezen. Ik sta graag stil bij één gedachte van Obama zelf, geformuleerd ongeveer in de helft van zijn boek.

Ten midden van de zoveelste crisis, merkt Obama op dat zijn personeel zich tot het uiterste inzet. Werkdagen van twaalf uren, het is voor iedereen in zijn entourage eerder de regel dan de uitzondering. Obama vertelt over werknemers die hun gezin de voorbije jaren amper hebben gezien, maar ook over vrijgezellen, die, omwille van de job, hun vrijgezellenbestaan liever nog wat langer verderzetten. En, zo merkt Barack Obama op, niet iedereen heeft de luxe om slechts enkele minuten van zijn woning te werken. Als het eerste deel van de werkdag erop zit, is het voor Obama slechts een minuutje wandelen om de privévertrekken van het Witte Huis te bereiken. Daar wacht een legertje bedienden hem op: een kok, een butler, huishoudelijk personeel. En inderdaad, het grootste deel van zijn medewerkers hebben dit allemaal niet. Na een slopende werkdag, wacht een verplaatsing naar huis, waar er geen personeel is. Inderdaad, daar ben ik het roerend eens met de voormalige president, deze mensen offeren een belangrijk deel van hun bestaan op.

Tegelijk, en daar wijst ook wijlen rabbi Jonathan Sacks op, ontstaat hier een belangrijke paradox. Ongetwijfeld bent u het met me eens dat Barack Obama een mooie carrière achter de rug heeft, een carrière die hem aanzien heeft geschonken. Zoveel aanzien zelfs, dat het hem de nobelprijs voor de vrede heeft opgeleverd, een prijs die Obama zelf niet kan plaatsen. Wat heb ik, zo redeneert hij terecht, bijgedragen aan de wereldvrede. Diplomatisch als hij is, neemt hij de prijs in ontvangst en transformeert hij die prijs naar een opdracht in de toekomst. Hoe kan hij, zijn regering en de Verenigde Staten bij uitbreiding, bijdragen tot die vredevolle wereld waar velen onder ons naar verlangen? De paradox zit in het feit dat enerzijds een carrière voor velen onder ons, terecht, erg belangrijk is, maar anderzijds is wie we zijn voor anderen doorslaggevend, omdat dat nu net is wat er van ons herinnerd wordt.

Ik wil graag op iets anders wijzen. Veronderstel dat iemand een zogenaamde nine–to- five job heeft, waarbij er geen overuren, noch extra thuiswerk wordt gevraagd. Na de werkuren gaat mevrouw of mijnheer naar huis en wijdt zich ten volle aan het huishouden en de opvoeding van de kinderen. Er is nog tijd voor een hobby, zeker, maar toch staat een belangrijk deel van het leven in het teken van de ander. Waarom weigeren zovelen onder ons nu juist dat te benoemen met het maken van carrière? Ik ben het zeker eens met het feit dat politici zoals Obama, maar ook Belgische politici, CEO’s van bedrijven, zelfstandigen, enz. heel wat tijd in hun job steken en dat geeft aanzien. Maar mijn fictieve werknemer van daarnet, engageert zich ook. En dat, beste lezer, drong in die korte paragraaf van overpeinzingen ook bij de ex-president van de Verenigde Staten door.

Ik wil hier geen belerend of moraliserend vingertje opsteken. Ik erken ten volle dat niet iedereen voor elk type leven is weggelegd. Er zijn mensen die gemaakt zijn om een land te leiden, een longarts te worden of een nieuwe wetenschappelijke theorie te schrijven. Evenzeer zijn er mensen die zou wegkwijnen wanneer ze gedwongen worden om het huishouden te doen. Wat ik gewoon wil zeggen is dat het geen kwaad kan om af en toe eens stil te staan bij wat we als samenleving onder een geslaagd leven willen en kunnen verstaan. Op die manier kan er meer begrip en waardering zijn voor anderen, voor wie ze zijn en voor wat ze doen. Er zou een warmere samenleving kunnen ontstaan waarin de CEO even hoog op de sociale ladder staat als de kassabediende, de man van de groendienst als de plastisch chirurg. Economie, zo stelde de Griekse wijsgeer Xenophon, is het voeren van het huishouden als kunstwerk. En hierin schuilt voor Nietzsche ook een levensopdracht. Maak van wie je bent en van je leven een kunstwerk, wees zelf kunstenaar en ga op dat unieke avontuur om te ontdekken waar het voor jou echt op aankomt. En begrijp dat niet elk kunstwerk hetzelfde is.

 

 

 

Humor als existentiebepaling

  Even in herinnering brengen: volgens Climacus bestaan er drie existentiesferen: de esthetische, de ethische en de religieuze. Ik heb deze ...