dinsdag 29 mei 2018

Zij die wandelen...




Those who are wandering, aren’t always lost”, stond er geschreven op het raamframe van de trein. Een profetische boodschap, zeker in het licht van de heisa rond het uitschrijven van loopbaancheques voor coaching in de natuur. Stel u voor, door de overheid gesponsord worden om in de natuur te gaan wandelen, waar gaat het naartoe? Ik zal het u zeggen, naar een betere invulling van het professionele leven en, zo wil ik het toch geloven, naar meer gelukkige mensen op de arbeidsmarkt.
          Het mag gezegd worden, de eis om langer te werken laat niemand onberoerd. Later op pensioen gaan, allemaal goed en wel, maar wie kan dit volhouden? Misschien ook, hoe kan je dit volhouden? Een langere loopbaan kan slechts indien je kan ademen in plaats van je adem in te houden. Werken vandaag en morgen zal meer moeten zijn dan alleen maar geld verdienen. Het zal erop aankomen om je arbeidstraject nog intenser in te schrijven in je levensverhaal dan voorheen. Arbeid zal in die mate zinvol moeten zijn, dat het overduidelijk bijdraagt aan de eigen zingeving en aan het maatschappelijk belang. Het moet daarenboven, om het met de gekende politieke slogan te zeggen, werkbaar blijven. Wellicht nog beter, arbeid moet leefbaar blijven.
          Ik neem hier abstractie van het technisch debat, uiteraard in het besef dat dit belangrijk is en niet mag worden opzij geschoven. Maar de sympathieke schrijver die zijn sporen naliet op het raamframe van de trein, slaat de nagel op de kop. Als je wandelt, ben je daarom niet verloren. Mensen die aan loopbaanbegeleiding beginnen, voelen het appèl hun arbeid opnieuw leefbaar te maken. Hun huidige positie maakt dit om een of andere reden moeilijk tot onmogelijk. Juist daarom laat men zich coachen. Een goede loopbaancoach doet denken. Maar als u even meekijkt naar de geschiedenis van de grote denkers, dan zal u zien dat ze niet achter hun tafeltje bleven zitten. Aristoteles, Nietzsche en Kant, allemaal hielden ze van wandelen. Nietzsche ging zo ver dat hij schreef: “Alleen gedachten die bij je opkomen tijdens het wandelen zijn van waarde…”. Wandelen in de natuur doet mensen herbronnen, dat weten we vanuit de psychologie. Het doet mensen nadenken over wie ze zijn en wat ze willen bereiken. Indien de overheid dat wil ondersteunen, kan dit enkel worden toegejuicht. Zij die zoeken zijn niet altijd verloren, zo stond het in de trein. Zij die wandelen, zeker niet.

Foto: Wim Verbeeck

maandag 21 mei 2018

Is ontmoeten, ont-moeten?




Vraag aan een ouder waarom die van het kind houdt: ‘Ik kan niet anders dan van mijn kind houden’, een niet-deontologisch moeten, een existentieel moeten.  Vraag aan de gelovige waarom hij gelooft: ‘Ik kan niet anders’, een niet-deontologisch moeten, een existentieel moeten. Men moet in God geloven, omdat het niet moet. Men moet van het kind houden, omdat het niet moet. (11/11/2012)

Foto: Lise Verbeeck

Het verlangen



Volgens Shopenhauer is het verlangen verderfelijk. Ofwel wordt het verlangen bevredigd, en dan duikt er onmiddellijk een nieuw verlangen op. Ofwel wordt het verlangen niet bevredigd, en dan ontstaat er frustratie. Wat er ook van zij, het verlangen is een diabolische kracht die de mens meedogenloos achtervolgt in een niets afziende strijd. Het verlangen graaft zich in, een dictum van Levinas. 

Laten we het verlangen deductief bekijken om te besluiten dat we er niets van kunnen leren. Vanuit het verlangen naar een vrouw, naar geluk, naar warmte, naar aanzien, etc. komen tot een algemeen filosofisch inzicht in het verlangen als metafysisch concept. Maar is de metafysica niet tot een einde gekomen? Moeten we niet besluiten dat het verlangen naar een vrouw, naar aanzien, naar warmte, etc. moet worden beteugeld, zoals de christelijke moraal placht voor te schrijven? Deze moraal heeft het ongelijk niet volledig aan haar kant. Het is duidelijk dat trouw in de relatie een waarde is die moet verdedigd worden. Toch zijn er zovele mensen die ongelukkig zijn in hun relatie en op zoek gaan naar dat wat ontbreekt bij een ander. 

Laten we het verlangen dan inductief bekijken, met andere woorden, laten we kijken naar het verlangen als verlangen. Hiermee gaan we geenszins terug naar de metafysica: verlangen is perspectivistisch en is steeds een verlangen naar iets of iemand. Wat het verlangen als verlangen betreft, kunnen we opnieuw kiezen voor de meester van het pessimisme, Shopenhauer: ofwel wordt het verlangen bevredigd en manifesteert het zich opnieuw op een ander domein van het leven, ofwel wordt het niet bevredigd en leidt het tot frustratie. Geen van beide wegen leiden naar een beaming van het leven. Het zijn doodlopende straten. Vanuit de inductieve wijze van zien kan men echter tot een derde mogelijkheid komen.

De derde mogelijkheid is de keuze van het optimisme, de keuze van Nietzsche tegen Shopenhauer, Nietzsche contra Wagner. We kijken vanuit de esthetica naar het verlangen. In Afgodenschemering hekelt Nietzsche de aanval vanuit de bergrede tegen de passies. Deze passies vormen immers de bouwstenen van de mens (Nietzsche, 2007:31). De passies onderdrukken, leidt tot een castratie van het leven en tot een vijandigheid tegenover dit leven (2007:32). Laten we daarom het verlangen als passie omarmen en zo het leven beamen. Laten we het verlangen aanzien als een bouwsteen van ons mens-zijn, als een gegeven van het leven. Laten we leren genieten van het verlangen als verlangen. De esthetische kijk op het verlangen leidt naar een schoonheid, door de oude Grieken gelijkgesteld aan een waarheid. Dit kunnen, het verlangen laten bestaan, het niet bekampen door het te willen bevredigen of ontkennen, maakt van de mens een übermensh. (11/11/2012)

Foto: Lise Verbeeck

dinsdag 8 mei 2018

De plicht beschermt...




Rond het jaar 1764 ontmoet Immanuel Kant (1724-1804) een Engelse handelaar, Joseph Green. De twee worden al snel vrienden. Joseph Green was een man die leefde volgens strikte regels. Geen uitzonderingen. Kant en Green zouden mekaar op een ochtend om 08.00u. ontmoeten voor een trip met de koets. Green vertrok exact om 08.00u. Kant die even te laat op de afspraak verscheen, deed nog teken naar zijn vriend, maar die reed hem zonder blikken of blozen voorbij.
Stapsgewijs ontwaakt in Kant het belang van de plicht. Toegegeven, plicht klinkt onsmakelijk autoritair. Er is echter een belangrijk voordeel aan de plicht. Indien iemand zich rigoureus aan zijn plichten kan houden, dan mag die voor zichzelf besluiten dat hij een waar mens is. Met andere woorden, de vaardigheid om zich aan de plicht te houden, beschermt tegen ontmenselijking. Zich houden aan maatschappelijke verplichtingen (gezin, arbeid, sociale contacten, etc.), betekent zijn statuut als moreel hoogstaand mens verder uitbouwen.
Een gelijkaardige gedachte kan men in het jodendom terugvinden. De Thora bevat 613 geboden en verboden, maar kent geen woord voor gehoorzamen. Tegelijk wordt er heel veel aandacht besteed aan vergeving. Je gaat er immers op menselijk vlak op vooruit, indien je de geboden strikt probeert te volgen. Dat dit niet altijd mogelijk of wenselijk is, is de Thora niet vreemd. Vandaar de tweede, cruciale gedachte van vergeving.

De antenne






Een muzikant die speelt, maar geen noten leest. Een muzikant die verklaart een antenne te zijn en uitzendt wat hij voelt. Is de notenleer de enige weg tot de muziek? Of is dit een perspectief? Heeft men een theorie nodig om een muzikant te zijn of bestaat er een intuïtie? Als dat kan, wat zijn dan de grondslagen van de muziek? Klopt het wat Wittgenstein in de Tractatus beweert dat zowel de partituur als de gespeelde muziek over eenzelfde logische vorm beschikken (Grayling,1999:65)? Of moeten we hem volgen in zijn uitspraak op het einde van de Filosofische onderzoekingen: ‘Er is voor de wiskunde een onderzoek mogelijk, geheel analoog aan ons onderzoek van de psychologie. Dit is evenmin wiskundig als het hier behandelde psychologisch. Er wordt niet in gerekend, en het gaat dus niet om bijvoorbeeld logistiek. Het zou als een ‘onderzoek van de grondslagen van de wiskunde’ betiteld kunnen worden (Monk, 2012:619). Een vraag voor wiskundeleerkrachten: ‘Wat te doen met een leerling die het antwoord vindt, maar niet kan uitleggen hoe hij aan dit antwoord komt? Is hij minder wiskundige dan zijn buurman, die, door het volgen van de theorie, tot de juiste oplossing komt?’ (9/11/2012)


zondag 6 mei 2018

Aristoteles doet Karate...



Dave Kengen is geen onbekende in de karate-wereld. Met zijn prachtige demonstratie van de stijloefening (Kata) Basai Dai tijdens het wereldkampioenschap in 2014, wordt duidelijk hoe sterk mentaal iemand uit de hoek kan komen. Ik vind dit werkelijk een super prestatie. Voor u weet wat ik bedoel, lijkt het me zinvol om even naar de  video van zijn demonstratie te kijken.


U zal moeten toegeven dat de stijloefening die door Dave wordt uitgevoerd zeer duidelijk overeenkomt met wat de drie dames achter hem uitvoeren. Dit heeft allemaal te maken met wat Aristoteles het intellectus agens noemt. Iedere karateka beseft dat de ideale stijloefening Basai Dai nooit kan worden uitgevoerd. We hebben daarentegen wel een mentaal beeld van wat deze oefening zou moeten zijn. Tegelijk zien we op de mat slechts voorbeelden van Basai Dai, die allemaal wel verwijzen naar dat perfecte mentale beeld, maar er nooit mee zullen overeenkomen. Het intellectus agens is in staat om abstractie te nemen. Abstractie nemen betekent dat je de ideale vorm van het voorbeeld afweekt en opslaat in je brein. We leren Basai Dai door dat we kijken naar een voorbeeld, maar ons intellectus agens kan de ideale Basai Dai hiervan afweken. Zo herkennen we ook de prachtige prestatie van Dave Kengen, aldus Aristoteles. 

De filosofie en het banale



Wittgenstein gaf in 1935 colleges over ‘zintuiglijke gegevens en persoonlijke ervaring’. Hij gebruikte voorbeelden uit Detective Story Magazine. Hij raadde studenten aan om de academische wereld achter zich te laten om zo meer zuurstof te krijgen. Wittgenstein verlangde naar Rusland om samen met arbeiders aldaar fysieke arbeid te verrichten. Zou het kunnen dat de filosofie te vinden is in datgenen wat wij banaal plachten te noemen? Is dat banale wel banaal? En zo, ook de filosofie? (Monk, 2012) (31/10/2012)

Foto: Lise Verbeeck

zaterdag 5 mei 2018

De filosoof




Is de filosoof niet de wandelaar die met een wolle trui door het naaldbos  van het leven loopt? Vaak raakt hij verstrikt in de takken van de dennen. Nauwkeurig en stap voor stap tracht hij de weerhaken van de filosofie te ontknopen. Hij probeert de schoonheid van zijn wollen trui te bewaren. Analytisch kijkt hij naar het bos van het leven. Of is de filosoof de goed uitgeruste wandelaar in aangepaste kledij en schoeisel, die door het leven stapt, vastberaden en goed voorbereid omdat hij heeft Nagedacht? (31/10/2012)


Foto: Yarle Verbeeck

Humor als existentiebepaling

  Even in herinnering brengen: volgens Climacus bestaan er drie existentiesferen: de esthetische, de ethische en de religieuze. Ik heb deze ...