Daarom zeg Ik u: Weest niet bezorgd voor uw leven, wat ge zult eten en
wat ge zult drinken, en ook niet voor uw lichaam, wat ge zult aantrekken. Is
het leven niet meer dan het voedsel en het lichaam niet meer dan de
kleding? 26Let eens op de vogels in de lucht: ze zaaien niet
en maaien niet en verzamelen niet in schuren, maar uw hemelse Vader voedt ze.
Zijt gij dan niet veel meer dan zij? 27Trouwens, wie van u is
in staat met al zijn tobben aan zijn levensweg een el toe te
voegen? 28En wat maakt gij u zorgen over kleding? Kijkt naar
de leliën in het veld: hoe ze groeien. Ze arbeiden noch spinnen. 29Toch
zeg Ik u: Zelfs Salomo in al zijn pracht was niet gekleed als een van
hen. (Mt. 6,25-29)
In het zesde hoofdstuk van het evangelie
van Matteüs roept Jezus zijn leerlingen tot onbezorgdheid op. Hier gaat het niet
over een vorm van wereldvreemde naïviteit, in tegendeel. Vanuit een
doorgedreven wijsheid over het leven stelt Jezus dat een onbezorgdheid mogelijk
is, in de zin van een fundamenteel vertrouwen in God. De tekst uit Matteüs
eindigt met een duidelijke boodschap: “Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen
leed” (Mt. 6,34). Met andere woorden, elke dag vormt een uitdaging op zich,
waarin vaak ad rem antwoorden noodzakelijk
zijn die helemaal geen wereldvreemdheid toelaten, in tegendeel. Ik wil in wat
volgt twee aspecten rond deze tekst belichten, een eerste vanuit de Schotse
verlichtingsfilosoof David Hume en een tweede vanuit de Deense denker Søren
Kierkegaard.
In 1779 publiceert Hume de Dialogues Concerning Natural Religion (Gesprekken
over de natuurlijke godsdienst), een gesprek tussen Demea, Cleanthes en
Philo. De drie dialoganten worden in het begin van het werk kort voorgesteld:
Demea heeft een orthodox geloof, Cleanthes beschikt over een scherp filosofisch
intellect en Philo is in de woorden van Hume ‘Careless’. In de Nederlandse vertaling wordt dit ‘roekeloos’. Naar
mijn bescheiden mening zou ‘zorgeloos’ beter zijn. Philo is zorgeloos omdat hij
als scepticus, en dat klinkt erg paradoxaal, over een specifiek zorgeloos vertrouwen
beschikt. Ergens in het gesprek stelt hij duidelijk dat een filosoof, ondanks een
sceptische houding, toch moet leven. Versta, er is een vorm van fundamenteel en
existentieel vertrouwen in de werkelijkheid nodig, zelfs onontbeerlijk om te kunnen
leven. Hume was een atheïst, Philo naar alle waarschijnlijkheid ook, en toch
getuigt Philo (en wellicht ook Hume zelf, door Philo) over de noodzaak van een
zorgeloosheid, een diepmenselijk vertrouwen in de werkelijkheid, analoog met
wat Jezus via Matteüs vooropstelt.
In 1848 verschijnt Chritstelige Taler (Christelijke toespraken), geschreven door Kierkegaard. Hierin
analyseert Kierkegaard voornoemde tekst uit het evangelie van Matteüs. Ik laat
Kierkegaard even zelf aan het woord: “De lelie en de vogel zijn namelijk geen
heidenen, maar christenen zijn de lelie en de vogel ook niet. […] Om nu niet te
oordelen en te veroordelen bedient het evangelie zich van de lelie en de vogel
om het heidendom aan het licht te brengen, maar daardoor ook weer aan het licht
te brengen wat er van de christen verlangd wordt […] Want de lelie en de vogel
oordelen niet, jij moet ook leren van de lelie en de vogel’ (Kierkegaard,
2019:22-23). De lelie en de vogel vormen een neutraal gegeven dat mensen bij
mekaar kan brengen. Kierkegaard stelt dat zowel de christen als de heiden nood
hebben aan voornoemd basaal, existentieel vertrouwen wat ook door Philo werd vooropgesteld.
De christen staat niet gelijk met de lelie en de vogel, weet Kierkegaard. In
tegendeel, de christen, maar ook in zijn woorden, de heiden, dienen zich tot de
lelie en de vogel te richten. Zij leven immers het broodnodige, zorgeloze,
basale, existentiële vertrouwen in het leven voor, zonder hetwelk het leven
onmogelijk is.
Waarom vermeld ik Hume en
Kierkegaard? Wel, ik geloof dat het vandaag meer dan ooit belangrijk is te
zoeken naar dat wat mensen van uiteenlopende levensbeschouwingen verbindt.
Ongeacht de levensvisie die je aanhangt, er zijn bezorgdheden, wensen, bekommernissen
en dromen die je met mekaar deelt. In een wereld waarin polarisering terrein
wint, kunnen de lelie en vogel een zorgeloosheid voorleven die het basaal,
existentieel vertrouwen mee helpen herstellen. Een wereld waarin hoop de plaats
inneemt van wanhoop, waarin verwijderd wordt wat scheiding brengt en waarin je
de ander meer kan leren begrijpen als een echte medemens.
Bron: Kierkegaard, Søren, Christelijke toespraken, Damon: Eindhoven,
2019, 431p.