"The Leap of Faith”, vrij vertaald als de geloofssprong is, aldus M. Jamie Ferreira, een cruciale notie in Kierkegaards filosofie. Hoewel Kierkegaard deze terminologie nooit gebruikt, is er in zijn werk vaak sprake van een sprong. Deze sprong in het geloof markeert het moment waarop een specifieke inhoud overgaat tot een geloofsinhoud, iets wat je gelooft in religieuze termen. Ferreira verdedigt de stelling dat deze geloofssprong bij Kierkegaard kan worden gevat in de notie van Gestált of perspectief. Dit doet onvermijdelijk denken aan de gestaltpsychologie die u de typische tekeningen presenteert die op uiteenlopende wijze kunnen worden geïnterpreteerd. Zo is er de bekende tekening die u zowel een jonge als een oude vrouw toont. Het is echter onmogelijk om de beide vrouwen tegelijk te zien. Op die manier zorgt de geloofssprong voor een verandering van Gestált of vorm. In wat volgt verduidelijk ik de manier waarop deze visie op geloof tot stand komt.
Ergens vindt er in de menselijke
geest een overgang plaats tussen niet-geloven en geloven. De vraag is wat deze
overgang mogelijk maakt. Er zijn twee uitersten. Ten eerste kan de overgang op
een natuurlijke en onvermijdelijke manier plaatsvinden. Je kan dit in
hegeliaanse termen vatten. Veronderstel dat je een bad ijskoud water aanlengt
met warm water. Onvermijdelijk zal de temperatuur van het water geleidelijk
toenemen naarmate er meer warm water wordt toegevoegd. De these is koude, de antithese
is warm en de synthese is lauw. Het is wellicht niet wenselijk om een bad te
nemen in ijskoud water, noch is het mogelijk om in heet water te baden. Het
lauwe water maakt baden mogelijk, wat een stijging betekent in de kwaliteit van
het water voor de mens: het water is nu bruikbaar geworden. Als het proces van
geloven zo wordt opgevat bestaat het gevaar dat de mens volstrekt passief is.
Er is geen wilsact die aan de basis van het geloven ligt. Je kan immers niet
bewust beslissen om vanaf nu iets te geloven of niet meer te geloven.
Natuurlijk leunt deze visie aan bij een gevoelsmatige opvatting van geloven,
waarbij mensen voelen wat ze voelen en claimen niet volledig verantwoordelijk
te zijn voor wat ze voelen. Laten we tenslotte ook niet vergeten dat
Kierkegaard gelezen wordt als een belangrijk criticus van Hegel. Een theorie
met een hegeliaans parfum zou dan wel eens zwaar op de korrel kunnen genomen
worden door de filosoof uit Kopenhagen.
Het andere uiterste lijkt me
vandaag contra-intuïtief. Geloven is dan het resultaat van een door en door
rationeel proces, van een bewuste wilsact. Hierbij beslis je om iets te al dan
niet te geloven. Natuurlijk spelen rationele overwegingen mee in het proces dat
leidt tot geloven, maar bij velen heerst toch de idee dat geloven een
natuurlijk proces is dat emotioneel geladen is. Bovendien speelt de culturele
en temporele inbedding een rol in dat proces.
De theorie van de Gestált tracht beide uitersten samen te
laten bestaan (hopelijk voor Kierkegaard komt niemand met het voorstel om net
dat als hegeliaans te bestempelen). Belangrijk is dat de geloofssprong bij
Kierkegaard wordt opgevat als loslaten. Vergeet niet dat het in deze gaat over
het geloof in God. En inderdaad, geloven in iemand, in dit geval in God,
betekent natuurlijk ook een stukje van jezelf loslaten in een sprong in het
onbekende. Volgens Kierkegaard vindt de geloofssprong plaats nadat er zich in
de kandidaat gelovige een passie heeft opgebouwd. Het is hierbij niet de
bedoeling om passie als synoniem van gevoel te lezen. Doe je dat wel, dan val
je snel terug in het eerste uiterste. Veeleer gaat het over het opbouwen van
een passie die gevoed wordt door een totaalpakket van aspecten: rationele
overwegingen, irrationele principes, culturele en temporele zaken. Weet dat
emoties en gevoelens, maar ook de wilsact in het rijtje thuishoren. Nadat de
passies een hoogtepunt hebben bereikt, vindt een soort doorslag plaats die de
overgang inluidt tussen niet geloven en geloven. Deze doorslag ontstaat in een
proces van loslaten, van niet meer vastklampen aan, van overgave aan dat wat je
gelooft. In het geval van het geloof in God, zal de gelovige ook aan God een
belangrijke rol toedichten. Zo kan het geloof immers worden opgevat als een
genade, i.e. een geschenk.
Ik onthoud hierbij twee zaken.
Het is interessant om geloven als Gestált
of perspectief te zien. Je ziet de werkelijkheid als gelovige. Merk hierbij
op dat de werkelijkheid opgevat als een goddelijk gegeven, vertrekt vanuit het
geloof en niet omgekeerd. De wereld als door God geschapen te zien,
veronderstelt geloof. Bovendien zal een ander mens in de voornoemde tekening de
oude vrouw zien, terwijl jij de jonge vrouw ziet. De gelovige en niet-gelovige
kijken naar de wereld die zich enkel en alleen in een specifiek perspectief
toont. Dit voert uiteraard tot de eeuwenoude filosofische discussie of er al
dan niet een wereld bestaat, los van de perspectieven, en zo ja, hoe die wereld
er dan zou uitzien. Ten tweede wordt geloven hier een proces dat zowel
rationaliteit als irrationaliteit herbergt. De kritiek dat geloven in iets
volstrekt irrationeel zou zijn, snijdt dan geen hout meer. Geloven is een
complex gegeven dat het resultaat is van verschillende, uiteenlopende
menselijke aspecten die zowel rationeel als irrationeel zijn.
Bron: M. Jamie Ferreira, “Fait hand the Kierkegaardian
Leap”, in The Cambridge Companion to Kierkegaard, edited by Alastair Hannay and
Gordon D. Marino, Cambridge University Press: Cambridge, 8the printing (first
published 1998), 2007, p.207-234
De afbeelding van de vrouw staat
op heel wat sites. Ik kon niet achterhalen wie de oorspronkelijk tekening heeft
gemaakt. Zie o.a. https://www.psyblog.nl/2011/04/08/ambigue-figuren/
Geen opmerkingen:
Een reactie posten