woensdag 7 juli 2021

Het absolute en de mens: Johannes de silentio over de paradox van het geloof

Verschillende filosofen zoals Nietzsche en Kierkegaard stellen het paradoxale karakter van het leven op de voorgrond. Een mensenleven is geen coherent, logisch opgebouwd gegeven maar eerder voorwerp van paradoxale gevoelens en gebeurtenissen. In “Vrees en beven” schrijft Johannes de silentio, pseudoniem van Kierkegaard, in Problema II het volgende:

“De paradox van het geloof is dus deze dat de enkeling hoger is dan het algemene, dat de enkeling, om aan een nu nog slechts zelden gebruikt dogmatisch onderscheid te herinneren, zijn verhouding tot het algemene bepaalt door zijn verhouding tot het absolute en niet zijn verhouding tot het absolute door zijn verhouding tot het algemene. De paradox kan ook zo worden uitgedrukt, dat er een absolute plicht tegenover God bestaat” (p. 75).

Ik doe een poging tot analyse. Vooreerst wijst Johannes de silentio erop dat de mens een verhouding is. Hij/Zij verhoudt zich volgens het vorige citaat tot het algemene en tot het absolute. Het algemene is de werkelijkheid zoals ze zich aandient. Deze werkelijkheid is onaf en onvolmaakt. Dit in tegenstelling tot het absolute dat de werkelijkheid omvat maar er niet mee samenvalt omdat het de werkelijkheid overstijgt. Dit absolute kent een volmaakt karakter. God en het absolute vallen niet samen, vermits God in het joods-christelijke denken maar ook in de islam een persoonlijke God is waarmee je een persoonlijke relatie kan aangaan. Dat kan je niet met het absolute.

Nu stelt Johannes de silentio dat de mens zijn verhouding tot het algemene bepaalt door zijn verhouding tot het absolute. Dit betekent dat de verhouding tot het absolute prioritair is. Het is een eerste verhouding, een beginsel. Het absolute, zo eindigt het citaat, kenmerkt eveneens de relatie met God als absolute plicht. Wat betekent dit in mensentaal? Wel, de relatie tot God is primair en prioritair ten opzichte van de relatie met de werkelijkheid. In eerste instantie, als een beginsel, verhoudt de individuele mens zich tot God. Omdat God volmaakt is, ook, maar niet uitsluitend, op ethisch vlak, dient die relatie de vorm te krijgen van een absolute plicht. Dit om twee redenen. Ten eerste is het onmogelijk voor de mens om door het leven te gaan zonder die relatie met God. Ten tweede ontleent de mens zijn/haar ethische constitutie aan de relatie tot God.

Het lijkt me belangrijk om erop te wijzen dat Johannes de silentio in eerste instantie de relatie tussen mens en het absolute benadrukt. Ik vermoed dat hij inziet dat de absolute plicht ten opzichte van God slechts mogelijk is vanuit het geloof. Vermits dit geloof niet door iedereen gedeeld wordt, blijft de relatie tot het absolute over als de beste benadering van de relatie tot God. De atheïst zal uiteraard ook een volwaardig ethisch kader kunnen bezitten (zou Johannes dit onderschrijven?) dat verschilt met dat van de gelovige, omdat de gelovige dit ethisch kader beleeft vanuit een relatie met God.

Ik keer nu even terug naar het begin van het citaat. Daarin zegt Johannes de silentio dat de paradox van het geloof erin bestaat dat de enkeling hoger is dan het algemene. Ik verwijs hier graag naar de originele Star Trek-films met William Shatner als Kirk en Leonard Nimoy als Spock. Kirk en Spock discussiëren regelmatig over de vraag of de noden van de enkeling opwegen tegen de noden van de velen. Volgens Spock is het logisch dat de noden van de velen opwegen tegenover de noden van de enkeling. Toch zal de bemanning van de USS Enterprise ervoor kiezen om alles op het spel te zetten in een reddingsoperatie om Spock te bevrijden uit de klauwen van de dood. Onlogisch, aldus Spock, maar…wat blijkt, erg wenselijk. De paradox bestaat erin dat de radicale keuze voor de enkeling Spock, de bemanning van de Enterprise ten goede komt. Door die radicale keuze wordt immers hun vriendschapsband versterkt en bevestigd.

In de Bijbel is er voor de mens een verbod op het tellen van het volk. De mens mag het volk niet tellen. Enkel God mag zijn volk tellen. Volgens wijlen rabbi Jonathan Sacks heeft dit te maken met een psychologische beperking van de mens. Mensen zijn immers slechts in staat tot een intieme relatie met enkelen. God kan elk mens beminnen al was het de enige, de ultieme en de laatste mens. Met andere woorden de enkeling overstijgt het algemene, omdat in de unieke relatie tot die enkeling het engagement naar het algemene duidelijk wordt. In het niet-aflatend engagement van een ouder ten opzichte van zijn/haar kind, toont die ouder het karakter van de samenleving waarin zij/hij wenst te leven. De ouder zal niet in staat zijn hetzelfde engagement te tonen ten opzichte van ieder ander mens die zijn/haar levensweg kruist, maar in het engagement naar die ene persoon toe (het kind), toont zich de kleur van het hart. Levinas spreekt hier van de oneindigheid in de relatie tot de ander (= mens), waardoor de relatie tot de Ander (=God) duidelijk wordt.

Bron: Søren Aabye Kierkegaard, Johannes de silentio, Vrees en beven,  Damon, 2014,  169p.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Humor als existentiebepaling

  Even in herinnering brengen: volgens Climacus bestaan er drie existentiesferen: de esthetische, de ethische en de religieuze. Ik heb deze ...