Je zou kunnen zeggen dat we in oorverdovende tijden leven.
Bijna overal waar men komt is er muziek of muzak. In winkels om ons te
verleiden, in winkelstraten, cafés en restaurants omdat "het zo gezelliger
is", bij de dokter of in het ziekenhuis en in de lift om je gerust te
stellen, in hotels om je meteen 'thuis' te voelen enzovoort. In het verkeer
ontsnap je er ook niet aan: autoradio's die te luid zijn, en mensen met 'oortjes'
in. Als die al niet te luid staan, word je met nog een fenomeen geconfronteerd:
die oortjes trekken niet enkel een fysieke, maar ook een mentale muur op tussen
mensen. "Laat me met rust" is de subtekst van die oortjes.
Opvallende vaststelling: alle voorgaande situaties spelen
zich af in de openbare ruimte. Zo dringen vragen zich op naar onze privacy,
onze vrijheid, onze verantwoordelijkheid voor de medemens, onze tolerantie.
Hiervoor zijn niet zozeer wetten nodig, als wel ongeschreven gedragsregels,
sociale conventies. Zolang die laatste de openbare ruimte in goede banen
leiden, is er weinig aan de hand. Maar ik vrees dat met de toename van het lawaai
onze tolerantie afneemt, en dan zijn enkele goedmenende sociale afspraken niet
langer voldoende. Zouden we onder druk van het toenemende openbare lawaai
kunnen afglijden naar een repressievere wetgeving? Ik hoop het van niet, maar
de toenemende vraag naar stilte is een indicator dat het anders zal moeten. En
moeten we straks echt roepen om stilte (wat een paradox), zoals in een druk
klaslokaal? Hoe tolerant is deze maatschappij eigenlijk voor de stilte?
Vóór de uitvindingen van de massacommunicatie was er geen
gebrek aan stilte, en als de muziek die stilte even doorbrak, was dat omdat die
muziek de moeite waard was. Maar voor wie niet tot adel of burgerij behoorde,
was de stilte zelfs alomtegenwoordig, enkel doorbroken door de regelmatige
schoonheid van kerkklokken. (Even terzijde: ik kan me voorstellen dat heel wat
hedendaagse mensen - eens met Barabas’ teletijdmachine naar de 19de eeuw geflitst
- gek zouden worden van de stilte.) De muziek van de 19de eeuw kwam bovendien
voort uit natuurlijke bronnen (in tegenstelling tot elektronische) en volgde de
regels van het classicisme of de romantiek, die gericht waren op schoonheid. De
meeste muziek die je vandaag in de openbare ruimte moet ondergaan, roept -
althans bij mij - een vorm van lelijkheid op. Let op: elektronische muziek kan
ook ontzettend mooi zijn. Maar de muzak die onze oren binnendringt, is
elektronisch zo vervormd en ver-lelijkt dat het appelleert aan een grootste
gemene deler. Het is een uitwas geworden van onze neoliberale maatschappij, die
zelfs van het onderwijs niet langer verwacht dat het onze jeugd de beginselen
van de esthetica bijbrengt. (Ook terzijde: dit betekent niet dat muziek die
niet beantwoordt aan het klassieke of romantische ideaal, per definitie lelijk
is. Denk bijvoorbeeld aan de Tweede Weense School rond Schönberg, Berg en
Webern.)
De violiste uit Wims tekst doet me denken aan een citaat van
Robert Fripp van de progressieve rockgroep King Crimson: "Music is the
wine that fills the cup of silence." Aan het begin van een concert vraagt
Fripp het publiek beleefd maar kordaat om alle opnametoestellen op te bergen.
Gebeurt dat niet, dan verlaat Fripp het podium. Om naar een concert te gaan met
een zekere moeilijkheidsgraad (lees: niet-commerciële muziek) moet de
toeschouwer zich mentaal kunnen voorbereiden. Hij moet kunnen openstaan voor
het wonder, en daar is eerst stilte voor nodig. Dat dit te weinig gebeurt,
verklaart waarschijnlijk waarom ik niet vaak meer naar concerten ga. Maar wat
ik wil zeggen, is dat muziek in deze maatschappij steeds minder de kans krijgt
om vanuit de stilte te groeien. Dat geldt ook voor rock en pop. Kijk naar de zomerfestivals:
lawaai op een afvalberg van plastic. Oké, het brengt mensen samen. Maar die
gaan niet als een ander mens naar huis. Omdat het wonder hun ontnomen wordt
door de commerciële bedoelingen van de organisatoren. Muziek verliest steeds
meer haar religieuze functie, en ik ken ongelovigen die dat eveneens betreuren.
Wat is er mooier dan onvermoed een kerkje of kapel binnen te
stappen en verrast te worden door een spelend orgel, een harp, wie weet Wims
violiste? Muziek is emotie, en een instrument in de stilte kan klinken als je
eigen hartenklop. Muziek hoort bij het leven zoals stilte, ademen, slapen,
eten. Ik denk dat dit een essentiële functie is van muziek. Op enkele
muziektempels en kerken na is onze maatschappij die functie uit het oog
verloren.
Christoph Lintermans is leraar Nederlands, geschiedenis en
filmwetenschap in het secundair
onderwijs en eveneens auteur van verschillende dichtbundels. Christoph is ook
recensent voor de muzieksite damusic. Onlangs verscheen nog een boek van hem
over progressieve rockmuziek, met de titel "Wie is er bang van prog?"
Gepubliceerd met toestemming van de auteur.
Foto: Lise Verbeeck
Geen opmerkingen:
Een reactie posten