donderdag 22 april 2021

De lelie en de vogel

 

Daarom zeg Ik u: Weest niet bezorgd voor uw leven, wat ge zult eten en wat ge zult drinken, en ook niet voor uw lichaam, wat ge zult aantrekken. Is het leven niet meer dan het voedsel en het lichaam niet meer dan de kleding?  26Let eens op de vogels in de lucht: ze zaaien niet en maaien niet en verzamelen niet in schuren, maar uw hemelse Vader voedt ze. Zijt gij dan niet veel meer dan zij?  27Trouwens, wie van u is in staat met al zijn tobben aan zijn levensweg een el toe te voegen?  28En wat maakt gij u zorgen over kleding? Kijkt naar de leliën in het veld: hoe ze groeien. Ze arbeiden noch spinnen.  29Toch zeg Ik u: Zelfs Salomo in al zijn pracht was niet gekleed als een van hen. (Mt. 6,25-29)

In het zesde hoofdstuk van het evangelie van Matteüs roept Jezus zijn leerlingen tot onbezorgdheid op. Hier gaat het niet over een vorm van wereldvreemde naïviteit, in tegendeel. Vanuit een doorgedreven wijsheid over het leven stelt Jezus dat een onbezorgdheid mogelijk is, in de zin van een fundamenteel vertrouwen in God. De tekst uit Matteüs eindigt met een duidelijke boodschap: “Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen leed” (Mt. 6,34). Met andere woorden, elke dag vormt een uitdaging op zich, waarin vaak ad rem antwoorden noodzakelijk zijn die helemaal geen wereldvreemdheid toelaten, in tegendeel. Ik wil in wat volgt twee aspecten rond deze tekst belichten, een eerste vanuit de Schotse verlichtingsfilosoof David Hume en een tweede vanuit de Deense denker Søren Kierkegaard.

In 1779 publiceert Hume de Dialogues Concerning Natural Religion (Gesprekken over de natuurlijke godsdienst), een gesprek tussen Demea, Cleanthes en Philo. De drie dialoganten worden in het begin van het werk kort voorgesteld: Demea heeft een orthodox geloof, Cleanthes beschikt over een scherp filosofisch intellect en Philo is in de woorden van Hume ‘Careless’. In de Nederlandse vertaling wordt dit ‘roekeloos’. Naar mijn bescheiden mening zou ‘zorgeloos’ beter zijn. Philo is zorgeloos omdat hij als scepticus, en dat klinkt erg paradoxaal, over een specifiek zorgeloos vertrouwen beschikt. Ergens in het gesprek stelt hij duidelijk dat een filosoof, ondanks een sceptische houding, toch moet leven. Versta, er is een vorm van fundamenteel en existentieel vertrouwen in de werkelijkheid nodig, zelfs onontbeerlijk om te kunnen leven. Hume was een atheïst, Philo naar alle waarschijnlijkheid ook, en toch getuigt Philo (en wellicht ook Hume zelf, door Philo) over de noodzaak van een zorgeloosheid, een diepmenselijk vertrouwen in de werkelijkheid, analoog met wat Jezus via Matteüs vooropstelt.

In 1848 verschijnt Chritstelige Taler (Christelijke toespraken), geschreven door Kierkegaard. Hierin analyseert Kierkegaard voornoemde tekst uit het evangelie van Matteüs. Ik laat Kierkegaard even zelf aan het woord: “De lelie en de vogel zijn namelijk geen heidenen, maar christenen zijn de lelie en de vogel ook niet. […] Om nu niet te oordelen en te veroordelen bedient het evangelie zich van de lelie en de vogel om het heidendom aan het licht te brengen, maar daardoor ook weer aan het licht te brengen wat er van de christen verlangd wordt […] Want de lelie en de vogel oordelen niet, jij moet ook leren van de lelie en de vogel’ (Kierkegaard, 2019:22-23). De lelie en de vogel vormen een neutraal gegeven dat mensen bij mekaar kan brengen. Kierkegaard stelt dat zowel de christen als de heiden nood hebben aan voornoemd basaal, existentieel vertrouwen wat ook door Philo werd vooropgesteld. De christen staat niet gelijk met de lelie en de vogel, weet Kierkegaard. In tegendeel, de christen, maar ook in zijn woorden, de heiden, dienen zich tot de lelie en de vogel te richten. Zij leven immers het broodnodige, zorgeloze, basale, existentiële vertrouwen in het leven voor, zonder hetwelk het leven onmogelijk is.

Waarom vermeld ik Hume en Kierkegaard? Wel, ik geloof dat het vandaag meer dan ooit belangrijk is te zoeken naar dat wat mensen van uiteenlopende levensbeschouwingen verbindt. Ongeacht de levensvisie die je aanhangt, er zijn bezorgdheden, wensen, bekommernissen en dromen die je met mekaar deelt. In een wereld waarin polarisering terrein wint, kunnen de lelie en vogel een zorgeloosheid voorleven die het basaal, existentieel vertrouwen mee helpen herstellen. Een wereld waarin hoop de plaats inneemt van wanhoop, waarin verwijderd wordt wat scheiding brengt en waarin je de ander meer kan leren begrijpen als een echte medemens.

Bron: Kierkegaard, Søren, Christelijke toespraken, Damon: Eindhoven, 2019, 431p.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Humor als existentiebepaling

  Even in herinnering brengen: volgens Climacus bestaan er drie existentiesferen: de esthetische, de ethische en de religieuze. Ik heb deze ...