woensdag 7 april 2021

Over splinters en balken

 

Waarom kijkt ge naar de splinter in het oog van uw broeder en slaat ge geen acht op de balk in uw eigen oog? Hoe kunt ge tot uw broeder zeggen: Broeder, laat mij de splinter uit uw oog halen, terwijl ge de balk in uw eigen oog niet opmerkt? Huichelaar, haal eerst die balk uit uw eigen oog, en dan zult ge scherp genoeg zien om de splinter te kunnen verwijderen die in het oog van uw broeder zit (Lucas, 41-42)

De gedachte dat je beter eerst even naar je eigen gebreken kijkt en pas dan die van je broeder aan de kaak stelt, is overduidelijk in dit stukje uit het evangelie van Lucas aanwezig. Er is zelfs geen sprake van de splinter in je eigen oog. Lucas heeft het over een balk, in tegenstelling tot de kleine splinter in het oog van je broeder. Oordeel niet over het leven van de ander, zeker niet over eventuele misstappen of tekorten van je broeder, maar wees bescheiden. Natuurlijk roept deze tekst niet op om onrecht zomaar door de vingers te zien. De Bijbel kent immers ook een broederlijke vermaning.

In ’Wat de liefde doet’, stelt Kierkegaard een interessante interpretatie voor die een zekere nuancering biedt. Hij stelt dat het onmogelijk is om de splinter in het oog van je broeder te zien als er in jouw oog op dat moment geen balk aanwezig is. Mensen die geen balk in hun eigen oog hebben, aanvaarden aldus Kierkegaard het bestaan van de splinter in het oog van de broeder als een menselijke gegevenheid. Meer nog, indien er in jouw eigen oog slechts een splinter aanwezig zou zijn, en geen balk, dan nog zou dit onvoldoende zijn om de splinter in de medemens te herkennen.

Ik probeer dit te verduidelijken. Mensen die vrij zijn van innerlijke wrok, vrij van innerlijke kwetsuren, zijn in staat om naar de ander toe te gaan met een openheid die groot genoeg is om de scherpe kantjes van die ander te aanvaarden als een gegeven dat hoort bij de identiteit van de ander en natuurlijk ook bij je eigen identiteit. De splinters horen bij de condition humaine van eenieder. Laat ik dit vergelijken met een filmscène. In Star Trek V: The Final Frontier, krijgt captain James T. Kirk de kans om bevrijd te worden van al zijn innerlijke pijn, versta zijn splinters, maar hij weigert. ‘I need my pain’, roept hij uit. Het onaf-zijn, de scherpe kantjes van wie we zijn, horen tot onze identiteit. Vergeven betekent dan niet het uitwissen van de splinters, maar het zodanig kaderen van die splinters dat ze de toekomst mogelijk maken. Maar, zo stelt de evangelietekst in de interpretatie van Kierkegaard, dit veronderstelt een zuivering van jezelf. Het aanvaarden van jezelf, het durven erkennen van je mooie en minder mooie kantjes zorgt ervoor dat de splinters in je ogen onmogelijk kunnen uitgroeien tot de nietsontziende balk die op zijn beurt aanleiding geeft tot vergiftiging van de ziel, een vergiftiging die zich focust op de splinters van de ander en niet op de oneindige schoonheid die eenieder heeft.

In de Antichrist verdedigt Nietzsche het beeld van de verlosser die geen conflict opzoekt. Wat mij betreft raakt zijn interpretatie van de Christusfiguur wat Kierkegaard hier bedoelt. De nietzscheaanse Jezus richt zich tot de ander in een openheid die bevrijdend is, niet alleen voor die ander maar ook voor hemzelf. En dat is uiteraard een belangrijk neveneffect. De positieve, hoopvolle houding naar de ander toe, creëert eveneens een zuiver zelf, dat niet geterroriseerd wordt door wrok, wraak en verbittering. Een zelf dat daarentegen hoopvol en liefdevol is naar zichzelf en naar de ander toe.

Bron: Kierkegaard, Soren, ‘Wat de liefde doet’, Damon, vertaling en verklarende noten Lineke Buijs en Andries Visser, met een nawoord van Udo Doedens en Pieter Vos, tweede druk (eerste druk 2007), 2011, 480p.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Humor als existentiebepaling

  Even in herinnering brengen: volgens Climacus bestaan er drie existentiesferen: de esthetische, de ethische en de religieuze. Ik heb deze ...