Rond het jaar
1764 ontmoet Immanuel Kant (1724-1804) een Engelse handelaar, Joseph Green. De
twee worden al snel vrienden. Joseph Green was een man die leefde volgens
strikte regels. Geen uitzonderingen. Kant en Green zouden mekaar op een ochtend
om 08.00u. ontmoeten voor een trip met de koets. Green vertrok exact om 08.00u.
Kant die even te laat op de afspraak verscheen, deed nog teken naar zijn
vriend, maar die reed hem zonder blikken of blozen voorbij.
Stapsgewijs
ontwaakt in Kant het belang van de plicht. Toegegeven, plicht klinkt
onsmakelijk autoritair. Er is echter een belangrijk voordeel aan de plicht. Indien
iemand zich rigoureus aan zijn plichten kan houden, dan mag die voor zichzelf
besluiten dat hij een waar mens is. Met andere woorden, de vaardigheid om zich
aan de plicht te houden, beschermt tegen ontmenselijking. Zich houden
aan maatschappelijke verplichtingen (gezin, arbeid, sociale contacten, etc.),
betekent zijn statuut als moreel hoogstaand mens verder uitbouwen.
Een
gelijkaardige gedachte kan men in het jodendom terugvinden. De Thora bevat 613
geboden en verboden, maar kent geen woord voor gehoorzamen. Tegelijk wordt er
heel veel aandacht besteed aan vergeving. Je gaat er immers op menselijk vlak
op vooruit, indien je de geboden strikt probeert te volgen. Dat dit niet altijd
mogelijk of wenselijk is, is de Thora niet vreemd. Vandaar de tweede, cruciale
gedachte van vergeving.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten