In ‘Het begrip Angst’, geeft
Vigilius Haufniensis, de waker van Kopenhagen, pseudoniem van de Deense
filosoof Kierkegaard, wat hij een ‘eenvoudige psychologische overweging’ van het begrip angst noemt en dit in relatie tot de erfzonde. Een eerste indruk van
deze titel kan heel wat lezers op het verkeerde been zetten. Het is helemaal
geen eenvoudige lezing. ‘Het begrip angst’ is een uiterst complex boek waarin
de waker van Kopenhagen een
stortvloed aan gedachten op de lezer afvuurt, vaak in zeer complexe zinnen met
heel uiteenlopende invalshoeken. Bovendien ben je als eenentwintigste eeuwse
lezer geneigd om de psychologie te begrijpen als een empirische wetenschap, wat
ze ten tijde van Kierkegaard niet was. Maak je deze fout, dan verval je in de zoektocht
naar een psychologisch begrijpen van de angst waar het Kierkegaard niet in
eerste instantie om te doen is.
U begrijpt dat een korte tekst
als deze slechts een eerste aanzet kan zijn. Mijn bedoeling is om in korte
bewoordingen een (van de meerdere) invalshoeken te schetsen. Kierkegaard wil
een metafysische analyse aanbieden van het begrip, het concept angst, en dit in
relatie tot de erfzonde. De metafysica is een discipline binnenin de filosofie
die beweert dat er een essentie van de werkelijkheid bestaat en dat het voor de
mens mogelijk is deze essentie te begrijpen. De hele geschiedenis van de
metafysica kan gelezen worden als een commentaar, een bevestiging en/of problematisering
van deze stelling. Toegepast op de angst, probeert Kierkegaard te begrijpen wat
het wezen van de angst is.
Natuurlijk is het nodig om de angst eerst in een concept te vatten,
vooraleer de zoektocht naar haar essentie kan beginnen. Het woord concept komt van het Latijnse werkwoord concipere wat omvatten betekent. Met
andere woorden, naast een analyse van wat de essentie van de angst is, wil Kierkegaard
ook begrijpen wat het concept angst is. Eenvoudig gezegd, hij wil niet alleen
het product kennen, maar ook de verpakking.
De angst ontstaat op het moment
dat mens geconfronteerd wordt met de veelheid van keuzen die hij/of zij kan
maken. De toekomst kan alle mogelijke richtingen uit. Merk op dat deze
redenering ook vanuit de samenleving als geheel kan worden gemaakt. Waar wil je
als maatschappij, als cultuur naartoe? De veelheid van keuzen bevat natuurlijk
ook een aantal (ethisch) mindere keuzen, soms zelfs fatale of laakbare keuzen.
De angst ontstaat omdat er altijd de mogelijkheid is dat je de verkeerde keuze
maakt.
Wanneer stelt het probleem zich?
Het probleem stelt zich op een ogenblik, een moment in de tijd. Maar, zo merkt
Kierkegaard spitsvondig op, dit ogenblik is veel meer dan een banale
tijdsaanduiding. In het ogenblik draag ik mijn verleden mee en zie ik alle (of
vele) mogelijke vormen van toekomst. Met andere woorden, in het ogenblik zit
het verleden en de toekomst in zekere mate vervat, zij het dan als
mogelijkheid. Daarom zal Kierkegaard het ogenblik aan de eeuwigheid gelijk
stellen.
De angst ontstaat dus ook omwille
van het niets. In het ogenblik kiest men niet per definitie fout. Angst slaat
dus op wat mogelijk is, in potentie is, en dus nog niet is of al voorbij is.
Toch is de angst reëel, want je moet kiezen. Onnodig erop te wijzen dat Jean-Paul
Sartre zich door Kierkegaard heeft laten inspireren wanneer hij later zal
schrijven dat de mens tot de vrijheid is veroordeeld: l’ homme est condamné à être libre. De angst transformeert zich naar
vrees op het moment dat de situatie reëel wordt. Je wordt op het bureau van de
baas ontboden en je krijgt effectief een sanctie, dan ontstaat er, aldus
Kierkegaard vrees. Het uur voordien, toen je nog niet op het bureau was
verschenen was er angst, omdat je uit ervaring leert dat op het bureau ontboden
worden, slecht nieuws betekent, met als gevolg een mogelijk ontslag, maar niets
daarvan is dan al reëel, het is slechts mogelijk.
Je zou kunnen stellen dat
Kierkegaard wel een heel pessimistisch boek heeft geschreven. Toch even
opletten. Kierkegaard poneert de stelling dat het geloof in staat is om de
angst te overwinnen (niet te vernietigen) en de vrijheid haar rechtmatig
karakter terug te geven. Hiervoor schreef ik dat de atheïstische Sartre zich op
Kierkegaard heeft gebaseerd. Natuurlijk kon hij als atheïst, die gedachte van het
geloof niet overnemen. Ik zie dan ook in het existentialisme van die tijd een
moeilijke zoektocht naar de hoop, een hoop die Kierkegaard vanuit het geloof
staande houdt.
Ik schreef hiervoor dat
Kierkegaard zijn analyse wil koppelen aan de erfzonde, de zonde van Adam. Het
is niet mijn bedoeling om in deze tekst zijn analyse op te nemen. Ik wil afsluiten
met een aantal vragen die Kierkegaard zich stelt. Indien Adam de eerste mens
zou geweest zijn (Kierkegaard was niet naïef), was zijn ogenblik dan
vergelijkbaar met mijn ogenblik. Adam kon niet terugvallen op een geschiedenis.
Wanneer begint de geschiedenis? Stel dat Adem geen zonde zou gepleegd hebben,
zou de angst dan zijn wat ze vandaag is? Is de oerzonde de ergste zonde?
Verergert deze zonde of verzwakt ze? Verandert ze van aard of verdwijnt ze?
Maak niet de fout om Kierkegaard van naïviteit of irrelevantie te beschuldigen.
Ik geef een voorbeeld. Mensen met een moeilijk familiaal verleden, denk
bijvoorbeeld aan generatie-armoede, mensen die heel wat hebben meegemaakt,
dragen hun geschiedenis soms zwaarder mee dan anderen. Ze erven met andere
woorden alles wat er vroeger is misgelopen en worden nog sterker geconfronteerd
met wat Kierkegaard hierboven als angst heeft omschreven. Uiteraard vereist dit
een sterk genuanceerde analyse van wat zonde is, veel meer dan de simplistische
identiteit tussen zonde en schuld, iets waar Kierkegaard zich zeker bewust van
is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten