maandag 15 februari 2021

De waker van Kopenhagen en het begrip 'angst'

 

In ‘Het begrip Angst’, geeft Vigilius Haufniensis, de waker van Kopenhagen, pseudoniem van de Deense filosoof Kierkegaard, wat hij een ‘eenvoudige psychologische overweging’ van het begrip angst noemt en dit in relatie tot de erfzonde. Een eerste indruk van deze titel kan heel wat lezers op het verkeerde been zetten. Het is helemaal geen eenvoudige lezing. ‘Het begrip angst’ is een uiterst complex boek waarin de waker van Kopenhagen een stortvloed aan gedachten op de lezer afvuurt, vaak in zeer complexe zinnen met heel uiteenlopende invalshoeken. Bovendien ben je als eenentwintigste eeuwse lezer geneigd om de psychologie te begrijpen als een empirische wetenschap, wat ze ten tijde van Kierkegaard niet was. Maak je deze fout, dan verval je in de zoektocht naar een psychologisch begrijpen van de angst waar het Kierkegaard niet in eerste instantie om te doen is.

U begrijpt dat een korte tekst als deze slechts een eerste aanzet kan zijn. Mijn bedoeling is om in korte bewoordingen een (van de meerdere) invalshoeken te schetsen. Kierkegaard wil een metafysische analyse aanbieden van het begrip, het concept angst, en dit in relatie tot de erfzonde. De metafysica is een discipline binnenin de filosofie die beweert dat er een essentie van de werkelijkheid bestaat en dat het voor de mens mogelijk is deze essentie te begrijpen. De hele geschiedenis van de metafysica kan gelezen worden als een commentaar, een bevestiging en/of problematisering van deze stelling. Toegepast op de angst, probeert Kierkegaard te begrijpen wat het wezen van de angst is.

Natuurlijk is het nodig om  de angst eerst in een concept te vatten, vooraleer de zoektocht naar haar essentie kan beginnen. Het woord concept komt van het Latijnse werkwoord concipere wat omvatten betekent. Met andere woorden, naast een analyse van wat de essentie van de angst is, wil Kierkegaard ook begrijpen wat het concept angst is. Eenvoudig gezegd, hij wil niet alleen het product kennen, maar ook de verpakking.

De angst ontstaat op het moment dat mens geconfronteerd wordt met de veelheid van keuzen die hij/of zij kan maken. De toekomst kan alle mogelijke richtingen uit. Merk op dat deze redenering ook vanuit de samenleving als geheel kan worden gemaakt. Waar wil je als maatschappij, als cultuur naartoe? De veelheid van keuzen bevat natuurlijk ook een aantal (ethisch) mindere keuzen, soms zelfs fatale of laakbare keuzen. De angst ontstaat omdat er altijd de mogelijkheid is dat je de verkeerde keuze maakt.

Wanneer stelt het probleem zich? Het probleem stelt zich op een ogenblik, een moment in de tijd. Maar, zo merkt Kierkegaard spitsvondig op, dit ogenblik is veel meer dan een banale tijdsaanduiding. In het ogenblik draag ik mijn verleden mee en zie ik alle (of vele) mogelijke vormen van toekomst. Met andere woorden, in het ogenblik zit het verleden en de toekomst in zekere mate vervat, zij het dan als mogelijkheid. Daarom zal Kierkegaard het ogenblik aan de eeuwigheid gelijk stellen.

De angst ontstaat dus ook omwille van het niets. In het ogenblik kiest men niet per definitie fout. Angst slaat dus op wat mogelijk is, in potentie is, en dus nog niet is of al voorbij is. Toch is de angst reëel, want je moet kiezen. Onnodig erop te wijzen dat Jean-Paul Sartre zich door Kierkegaard heeft laten inspireren wanneer hij later zal schrijven dat de mens tot de vrijheid is veroordeeld: l’ homme est condamné à être libre. De angst transformeert zich naar vrees op het moment dat de situatie reëel wordt. Je wordt op het bureau van de baas ontboden en je krijgt effectief een sanctie, dan ontstaat er, aldus Kierkegaard vrees. Het uur voordien, toen je nog niet op het bureau was verschenen was er angst, omdat je uit ervaring leert dat op het bureau ontboden worden, slecht nieuws betekent, met als gevolg een mogelijk ontslag, maar niets daarvan is dan al reëel, het is slechts mogelijk.

Je zou kunnen stellen dat Kierkegaard wel een heel pessimistisch boek heeft geschreven. Toch even opletten. Kierkegaard poneert de stelling dat het geloof in staat is om de angst te overwinnen (niet te vernietigen) en de vrijheid haar rechtmatig karakter terug te geven. Hiervoor schreef ik dat de atheïstische Sartre zich op Kierkegaard heeft gebaseerd. Natuurlijk kon hij als atheïst, die gedachte van het geloof niet overnemen. Ik zie dan ook in het existentialisme van die tijd een moeilijke zoektocht naar de hoop, een hoop die Kierkegaard vanuit het geloof staande houdt.

Ik schreef hiervoor dat Kierkegaard zijn analyse wil koppelen aan de erfzonde, de zonde van Adam. Het is niet mijn bedoeling om in deze tekst zijn analyse op te nemen. Ik wil afsluiten met een aantal vragen die Kierkegaard zich stelt. Indien Adam de eerste mens zou geweest zijn (Kierkegaard was niet naïef), was zijn ogenblik dan vergelijkbaar met mijn ogenblik. Adam kon niet terugvallen op een geschiedenis. Wanneer begint de geschiedenis? Stel dat Adem geen zonde zou gepleegd hebben, zou de angst dan zijn wat ze vandaag is? Is de oerzonde de ergste zonde? Verergert deze zonde of verzwakt ze? Verandert ze van aard of verdwijnt ze? Maak niet de fout om Kierkegaard van naïviteit of irrelevantie te beschuldigen. Ik geef een voorbeeld. Mensen met een moeilijk familiaal verleden, denk bijvoorbeeld aan generatie-armoede, mensen die heel wat hebben meegemaakt, dragen hun geschiedenis soms zwaarder mee dan anderen. Ze erven met andere woorden alles wat er vroeger is misgelopen en worden nog sterker geconfronteerd met wat Kierkegaard hierboven als angst heeft omschreven. Uiteraard vereist dit een sterk genuanceerde analyse van wat zonde is, veel meer dan de simplistische identiteit tussen zonde en schuld, iets waar Kierkegaard zich zeker bewust van is.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Humor als existentiebepaling

  Even in herinnering brengen: volgens Climacus bestaan er drie existentiesferen: de esthetische, de ethische en de religieuze. Ik heb deze ...