Beeld u een machtige, kolkende en
angstaanjagende rivier in waarin het water van alle kanten lijkt te komen.
Nietsontziend, gewelddadig en verslindend verplaatst de kolkende watermassa
zich, alles met zich meeslepend en destructief. Als je in deze massa water
terecht komt, lijkt het noodlot onafwendbaar.
Veronderstel nu dat er twee
betonnen dijken zijn die deze machtige rivier bedwingen. Ze doen niets af aan
de gewelddadige verplaatsing van het water, maar ze geven wel een letterlijke
begeleiding en leggen een beperking op. De resultante van de bewegende
watermassa wordt bepaald door de dijken en niet door de fysische wetten die de
kolkende massa water laten bestaan. Een barst in een van de twee dijken, of,
God behoede het, de beide dijken, zal uiteraard desastreuze gevolgen hebben,
dat spreekt voor zich.
Ziehier het beeld dat Nietzsche
gebruikt om de verhouding tussen de adel en het volk te omschrijven. Laat u
niet meeslepen in een moraliserend verhaal dat de adel als een betere mens
omschrijft ten opzichte van de lager geplaatste, minderwaardige, tweederangs
mens. Daar is het Nietzsche niet om te doen. Een gezonde cultuur, zo stelt hij,
is vergelijkbaar met het gegeven van de verplaatsende watermassa, in bedwang
gehouden door de dijken. De kolkende watermassa verwijst naar de culturele
bewegingen die experimenteren, die bestaande overwegingen in vraag stellen,
soms elkaar versterkend, soms ook destructief. Geen probleem, aldus Nietzsche,
want de adel zorgt ervoor, in het beeld dus de dijken, dat de algemene
resultante van de beweging die de cultuur maakt, controleerbaar blijft en in de (moreel) verkiesbare richting evolueert.
Merk op dat Nietzsche, zo stelt hij het ook bij monde van Zarathustra, de adel
niet definieert vanuit de afkomst, maar vanuit de kwaliteiten die iemand heeft.
Opnieuw, het gaat niet over een betere versus een slechtere mens. Het gaat over
competenties die iemand kan benutten om het legitieme experimenteergedrag van
de cultuur in goede banen te leiden.
Nu pas ik dat toe op een
vermakelijke verontwaardiging naar aanleiding van een debat in het zondagse
duidingsprogramma De Zevende Dag, een debat waarin prof. Van Damme, vaccinoloog
en net zoals ik, voorstander van het vaccinatieprogramma, van gedachte wisselde
met zogenaamde antivaxxers, mensen die in casu van het voornoemde debat
wetenschappelijk geschoold zijn, ook in geneeskunde. Antivaxxers, zo klinkt het
uit de mond van een gerenommeerd Vlaams filosoof, mogen geen platform krijgen
in een duidingsprogramma van de publieke omroep, omdat ze stellingen verdedigen
die wetenschappelijk niet onderbouwd zijn.
Het is mijn stelling dat de
filosoof zich vergist. Het debat was legitiem. Ik vind trouwens dat prof. Van
Damme dat debat op een voortreffelijke en waardige wijze heeft gevoerd. Het
probleem zit niet in het feit dat iemand twijfelt over de kwaliteit van het
vaccin en dit op de openbare omroep in een debat laat horen. Het probleem zit
in de dijken. Onze samenleving voelt de barsten in de dijken die de cultuur
standvastigheid geven. Het gebrek aan consensus in het wetenschappelijk debat
is eigen aan de wetenschap, zeker wanneer het gaat over topwetenschap die
geconfronteerd wordt met relatief onontgonnen terrein. De pandemie rond covid
19 is nieuw en de vaccins zijn nieuw. Uiteraard heeft de wetenschap ervaring
met wat een pandemie is, denk maar aan de voortdurende strijd tegen Ebola. Ook
bestaat er expertise rond het ontwikkelen van vaccins, maar de combinatie van
dit alles in deze nieuwe covid-setting kent nog heel wat te ontdekken
materiaal. Debat, gebrek aan consensus en verschil van mening zijn dus
onvermijdelijk.
Dat betekent echter niet dat de
dijken in deze onbelangrijk zouden zijn. Prof. Van Damme wijst terecht op de
gevolgde wetenschappelijke procedures, de knowhow
en de bredere wetenschappelijke consensus die er heerst rond de vaccins. Met
andere woorden, de resultante van de wetenschappelijke beweging is bekend,
onderbouwd en geniet een belangrijk draagvlak. De keuze om
te vaccineren is wetenschappelijk verantwoord en verdedigbaar.
Timmeren aan de culturele dijken,
het zoeken naar de nieuwe adel waar Nietzsche het over had in de negentiende eeuw,
is geen proces dat over een nacht ijs gaat. Het is ook een multidisciplinair
proces dat heel wat zaken tegelijk moet aanpakken. Culturele nivelering
bijvoorbeeld, om maar een zaak te noemen. Ik denk dat het besef dat er aan de
dijken moet gewerkt worden, meer concreet en naar de woorden van de Israëlische
filosoof Harari, het idee dat er opnieuw moet gebouwd worden een fundamenteel
en existentieel vertrouwen, dat na de nietzscheaanse dood van God op de helling
is komen te staan, cruciaal is voor de huidige en toekomstige generaties.
Mensen monddood maken in een publiek debat zal hier zeker niet toe bijdragen.
Het zal eerder het voornoemde existentiële vertrouwen ondermijnen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten