maandag 18 juli 2022

Handeling en intentie

 Zoals ik herhaaldelijk heb vermeld, onderzoekt Climacus de verschillende modaliteiten van het bestaan om van daaruit te komen tot waarlijk existeren. Handelen en existeren zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Zo schrijft Climacus: “De werkelijkheid is geen uiterlijke handeling, maar een innerlijkheid, waarin het individu de mogelijkheid opheft en zich met het gedachte identificeert om daarin te existeren. Dat is handeling” (p.348). Een handeling ontstaat op het moment dat een mogelijkheid zich verwerkelijkt en je in symbiose treedt met die handeling. Dit lijkt triviaal, maar dat is het niet. Climacus illustreert dit aan de hand van de parabel van de barmhartige Samaritaan. Een reiziger valt in de handen van rovers die hem voor dood achterlaten. Een priester en een leviet komen voorbij en zien de zwaargewonde reiziger aan de kant van de weg liggen. Toch doen ze niets om hem te helpen. Volgens Climacus kan het goed mogelijk zijn dat de priester en de leviet reeds van op afstand de gewonde man zagen liggen. Misschien flitste er in hun geest een appèl om die man te helpen. Het zou goed kunnen dat zowel de priester als de leviet in eerste instantie al hun verantwoordelijkheden terzijde wilden schuiven omdat ze geraakt werden door het lijden van de reiziger. Naarmate ze dichterbij kwamen, rezen er twijfels. Op welke manier weegt het helpen van de man op tegen hun maatschappelijke verantwoordelijkheid? Misschien zijn er wel andere mensen in de buurt die de man kunnen helpen, waardoor ik mijn reis niet hoef te onderbreken, zo zouden ze gedacht kunnen hebben. Wat met het oponthoud dat het helpen van de man zou veroorzaken? Waar liggen mijn prioriteiten? Besef dat het aanraken van een gewonde man een vorm van onreinheid met zich meebrengt, waardoor het voor de priester onmogelijk wordt om zijn maatschappelijke functie te vervullen. De vraag is nu hoe die priester existeert? In zijn denken voltrekt zich immers een ethische afweging - helpen van een mens in nood is een radicale ethische eis waaraan niet voorbij mag worden gegaan - maar die gedachte wordt niet verwerkelijkt. 


Climacus gaat verder. Stel nu dat de priester en de leviet enige tijd later wroeging zouden krijgen en rechtsomkeer zouden maken om de man alsnog te helpen. Aangekomen op de plaats van het onheil, blijkt de man verdwenen te zijn omdat de Samaritaan ondertussen al hulp heeft geboden. Wat zegt dit gegeven over de existentie van de priester en de leviet? Is de intentie om te handelen voldoende om de ethische kwalificatie, de waarachtige existentie van beiden veilig te stellen? Wanneer de priester en de leviet uiteindelijk huiswaarts keren, zullen ze dan in staat zijn in de spiegel te kijken en met zichzelf in het reine komen? Volgens Climacus zeker niet. Zo schrijft hij: “In God geloven, is dat er over nadenken hoe heerlijk het moet zijn te geloven, er over nadenken wat een vrede en geborgenheid het geloof kan schenken? Welnee. Zelfs wensen, waarbij toch de interesse, de interesse van het subject veel duidelijker is, is geen geloven, geen handelen” (p. 349). Verderop besluit hij: “Tussen de gedachte handeling en de werkelijke, tussen mogelijkheid en werkelijkheid, is er misschien qua inhoud geen enkel verschil maar qua vorm is het verschil altijd wezenlijk. De werkelijkheid is de interesse door erin te existeren” (p. 350).


Ik keer terug naar het eerste citaat: “De werkelijkheid is geen uiterlijke handeling, maar een innerlijkheid [...]”, een gedachte die vaak verwoord wordt in termen van “echt zijn”. Als mensen daadwerkelijk geholpen worden, maar het helpen gebeurt vanuit een verborgen agenda, dan voelt die helpen als onecht aan, zelfs wanneer onheil verholpen wordt. Waarlijk existeren, zo stelt Climacus, is dus niet het handelen voor het oog van anderen, maar omdat het handelen samenvalt met wie je echt bent. Ik verwijs hierbij naar de passage uit het evangelie van Mattheüs (een verwijzing die je niet bij Climacus terugvindt): “Denkt er om: beoefent uw gerechtigheid niet voor het oog van de mensen om de aandacht te trekken; anders hebt gij geen recht op loon bij uw Vader die in de hemel is.  Wanneer gij dus een aalmoes geeft, bazuin het dan niet voor u uit, zoals de huichelaars doen in de synagoge en op straat, opdat zij door de mensen geprezen worden. Voorwaar Ik zeg u: Zij hebben hun loon al ontvangen. Als gij een aalmoes geeft, laat uw linkerhand dan niet weten, wat uw rechter doet,  opdat uw aalmoes in het verborgene blijve en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden” (Mt 6, 1-3). Waarlijk existeren is waarlijk en echt handelen en echt handelen betekent de verwerkelijking van het innerlijke.


Ik eindig mijn bijdrage met een bedenking die ik mij maakte naar aanleiding van wat Climacus schrijft over de priester en de leviet die op hun stappen terugkeren. Climacus besluit immers dat de priester en de leviet uiteindelijk een soort religieuze handeling hebben gesteld, waarbij ze de gewonde man niet hebben geholpen, maar toch hebben gehandeld. Het doet me denken aan een interessante discussie tussen twee belangrijke rabbijnen, Maimonides (1138-1204) en Nahmanides (1194-1270). Volgens Maimonides is er slechts sprake van berouw met het oog op vergeving wanneer de boeteling daadwerkelijk zijn zonder erkent, spijt heeft en handelt met het oog op herstel. Nahmanides legt de nadruk meer op terugkeer tot God, versta de intentie van de boeteling, het keren van het aangezicht naar God. Volgens rabbi Jonathan Sacks hebben beide rabbijnen gelijk maar belichten ze een verschillend aspect van wat ik het waarlijk existeren van de boeteling zou durven noemen. Je kan je nu de vraag stellen waarin het waarlijk existeren van de boeteling nu juist bestaat en op welke manier dit te rijmen valt met wat Climacus hierover zegt. Waarop ligt de klemtoon: innerlijk besef van berouw of uiterlijk handelen? Waarlijk berouw tonen met het oog op vergiffenis heeft dan zowel te maken met het omkeren naar God, de intentie om terug op het juiste pad te geraken en het daadwerkelijk overgaan tot actie met het oog op herstel. Slechts dan is waarlijk existeren mogelijk.




Voor een uitgebreide uiteenzetting over de discussie tussen Maimonides en Nachmanides, zie de website van rabbi Jonathan Sacks:


Sacks, Jonathan, “Two Concepts of Teshuvah”, The Rabbi Sacks Legacy Trust, https://www.rabbisacks.org/ (geraadpleegd op 18.07.2022)


Søren Aabye Kierkegaard, Johannes Climacus, Afsluitend Onwetenschappelijk Naschrift, Eindhoven: Damon, 2021

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Humor als existentiebepaling

  Even in herinnering brengen: volgens Climacus bestaan er drie existentiesferen: de esthetische, de ethische en de religieuze. Ik heb deze ...