dinsdag 1 augustus 2023

Het lijden, het absolute en het religieuze

 ...dat de wezenlijke uitdrukking van het existentiële pathos (dat  handelend is), lijden is” (p. 441)


“Geluk, ongeluk, noodlot, onmiddellijke geestdrift, vertwijfeling, ziedaar het domein van de esthetische levensbeschouwing. Het ongeluk is een gebeuren in verhouding tot de onmiddellijkheid” (p. 443)


“Zoals de onmiddellijkheid haar vertrouwen stelt op het geluk, zo is dat van het religieuze erop gevestigd dat juist in het lijden het leven aanwezig is” (p.445)


De bekende psychiater Dirk de Wachter trok overvolle zalen met een toch wel merkwaardige boodschap, namelijk dat we met zijn allen meer moeten leren ongelukkig te zijn. We moeten de lastigheden en teleurstellingen meer bekijken als een gegeven van het leven. Het lijden, hoe onmenselijk het ook moge wezen, is een onderdeel van het menselijk bestaan. Dit betekent geenszins een goed praten of minimaliseren van het lijden. Het lijden blijft het meest onmenselijke  van het menselijke en moet met alle mogelijke middelen bestreden worden. Het gaat hier over iets anders. Mede  (maar niet uitsluitend) door de sociale media worden mensen heel vaak overvallen door wat Dirk de Wachter de geluksbubbel noemt. Mensen schreeuwen hun geluk uit via sociale media en zo wordt een ideaal voorgeleefd en opgedrongen waar eigenlijk niemand kan aan voldoen. Let op, het is op zich helemaal niet verkeerd (maar ook niet noodzakelijk) om een toffe vakantiefoto of een selfie met de nieuwe wagen te posten op je profiel, in tegendeel. Je mag en moet de aangename zaken in het leven durven vieren. Het probleem is alleen dat de gekwelde mens een stortvloed van goedbedoelde beelden van het geslaagde leven over zich heen krijgt en zich terecht afvraagt: “Waarom heb ik die mooie vakantie niet, waarom overkomen mij die zaken niet”, enz. Het gaat dus over het besef dat lijden inherent is aan het menselijk bestaan, versta, onlosmakelijk in verhouding tot wat Kierkegaard het absolute noemt: “Het ongeluk is een gebeuren in verhouding tot de onmiddellijkheid” (p. 443). 


Ik sta even stil bij het vorige citaat. Kierkegaard schrijft dat het ongeluk (= het lijden) in verhouding staat tot de onmiddelijkheid, wat het tegendeel is van de middelijkheid. Uit vorige commentaren heeft u misschien onthouden dat Kierkegaard de mens opvat als een conglomeraat van verhoudingen. Sommige verhoudingen noemt hij relatief omdat ze plaatsvinden in het dagelijks leven. Zo ga je elke dag naar je werk en sta je dus in verhouding tot dat werk. Maar de verhouding tot het werk als gegeven van het leven, gebeurt door een medium. Je werkt bijvoorbeeld bij de spoorwegen. De werkgever, in casu de spoorwegen, vormen dan het medium waarin de verhouding tussen jou en het feit dat je in deze samenleving moet werken, plaatsvindt.


In tegenstelling tot deze relatieve verhouding, kent Kierkegaard ook de verhouding tot het absolute. Kierkegaard laat in het midden wat dit absolute exact kan betekenen (indien hij het zou definiëren zou het niet meer het absolute zijn), maar het is duidelijk dat het hier gaat over het meest fundamentele, het wezenlijke in het leven. Je kan dit God noemen (wat het voor Kierkegaard hoogst waarschijnlijk is), maar om zijn filosofie toegankelijk te maken over de grenzen van de levensbeschouwingen heen, kan je ook spreken over het leven zelf  of eventueel de wijze waarop je in het leven staat of wil staan. De verhouding tot het absolute vindt plaats in de onmiddellijkheid. God is onzichtbaar, onbeheersbaar en ongrijpbaar. Zo is ook jouw fundamentele levensvisie onzichtbaar, onbeheersbaar, ongrijpbaar en niet exact definieerbaar. Er is geen specifiek medium dat geschikt is om het absolute te verwoorden of te thematiseren. Je staat er als het ware in rechtstreeks contact mee waardoor de verhouding tot het absolute enkel in de onmiddelijkheid (i.e. los van een medium, niet in de middelijkheid, rechtstreeks). Bovendien treedt deze relatie op in het religieuze stadium. Ik herinner de lezer eraan dat Kierkegaard drie stadia onderkent: het esthetische, het ethische en het religieuze. Deze drie stadia kennen allemaal hun specifieke belang, maar de beleving van de verhouding tot het absolute is enkel weggelegd voor het religieuze stadium.


Ik sluit deze bijdrage af met de bespreking van het volgende citaat: “Geluk, ongeluk, noodlot, onmiddellijke geestdrift, vertwijfeling, ziedaar het domein van de esthetische levensbeschouwing. Het ongeluk is een gebeuren in verhouding tot de onmiddellijkheid” (p. 443). Merk het onderscheid op tussen geluk-ongeluk enerzijds en lijden anderzijds. Je kan dus ongeluk niet zomaar gelijkstellen aan lijden. Ik illustreer dit met een voorbeeld. Veronderstel dat je een nieuwe wagen koopt en luttele maanden nadat je de nieuwe auto in je bezit hebt, rijd je tegen een paaltje en veroorzaak je een fikse deuk in de motorkap. Evengoed had je het obstakel kunnen ontwijken. Het is anders afgelopen. Ziehier het onderscheid tussen geluk en ongeluk, dat te situeren is in het domein van de esthetische levensbeschouwing. Je kan hier esthetische levensbeschouwing verstaan als de levensbeschouwing die in relatie staat met het concrete dagelijks leven. Het is niet fijn dat je kort na de aankoop van een nieuwe wagen, reeds een ongeval meemaakt. Maar als je dit bekijkt in het grotere geheel van je leven, zou het kunnen dat je achteraf dit banale verkeersongeval reduceert tot een verhaaltje dat je kan vertellen tijdens een etentje onder vrienden: “Weet je wat ik ooit heb meegemaakt? Ik had juist een nieuwe wagen gekocht en…” Met andere woorden, het ongeluk dat je hebt doorstaan staat niet in verband met het lijden als onderdeel van de condition humaine. Lijden gaat over meer fundamentele zaken, vandaar dat Kierkegaard dit lijden ook in de verhouding tot het absolute situeert. Lijden gaat over hoe je je als mens gesitueerd weet in het menselijk bestaan. Het lijden is een soort van baseline (er zijn ook andere basislijnen zoals het vertrouwen bijvoorbeeld) die inherent verbonden is met wat het betekent om mens te zijn. En, zoals herhaaldelijk gezegd, is dit geen theodicee (= een vrijspreken van God). Het lijden, hoe wezenlijk verbonden met het bestaan ook, moet altijd een probleem blijven, altijd de steen in de schoen van het leven, een appèl om er iets aan te doen.



Søren Aabye Kierkegaard, Johannes Climacus,  Afsluitend Onwetenschappelijk Naschrift, Eindhoven: Damon, 2021


Klik hier om een korte video te zien waarin Dirk de Wachter het heeft over de obsessie van het geluk.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Humor als existentiebepaling

  Even in herinnering brengen: volgens Climacus bestaan er drie existentiesferen: de esthetische, de ethische en de religieuze. Ik heb deze ...