Deze tekst beluisteren als podcast? (3min30sec)
https://www.youtube.com/watch?v=TEYDHGT6igI
‘Handel zo dat de maxime van je wil altijd tegelijk als principe van
algemene wetgeving kan gelden’, zo luidt de basiswet van de zuivere praktische
rede, aldus Immanuel Kant (1724-1804) (Kant, 2015:72). Bovendien, zo stelt
Kant, kan de mens nooit als middel worden gezien, wel als doel. Het geslepen
facetje van mijn karakter geniet steeds wanneer bovenstaande regels als de
ultieme weergave van Kants moraalfilosofie worden gepresenteerd. Laten we niet
vergeten dat Kant minstens enkele honderden bladzijden aan moraalfilosofie
wijdt, wat waarschijnlijk betekent dat hij net iets meer wilde zeggen.
Zo
gelezen geeft Kants denken een puur rationele kijk op de moraal, alsof de mens
een computerprogramma in zijn brein dient te uploaden dat het morele handelen zeker stelt. Een klik op de
neurologische muis, en je morele leven is verzekerd.
Vaak wordt vergeten dat Kant een emotioneel en irrationeel facet aan zijn
moraalfilosofie toevoegt. Geluk is slechts gewaarborgd wanneer de morele
basiswet in symbiose verkeert met een natuurlijke menselijke neiging, versta
wanneer deze wet als een tweede natuur wordt beleefd. Op momenten van
emotionele zwakte dient vermelde basiswet als een houvast in het morele
handelen, een soort verzekering tegen immoraliteit.
Laat ik dit even met een actueel voorbeeld illustreren. Nu er wordt
toegestaan dat telkens vier mensen bij iemand op bezoek mogen komen, kan deze
door de overheid vooropgestelde regel gelden als een moreel maxime. In het kader
van de pandemie kan voornoemde regel als een algemeen principe gelden, een
principe dat als voorbeeld kan worden gesteld van een correct moreel handelen.
Wanneer ik in de journaals van de voorbije week telkens opnieuw hoor dat de
vooropgestelde versoepelingen mensen voor een verscheurende keuze stellen wie er al dan niet op bezoek mag komen,
lijkt het maxime in een strijd verwikkeld te raken met onze natuurlijke drang
tot meer sociaal contact en tot een zogenaamde vrije interpretatie van een
opgelegde regel (vals spelen dus). Het is hier dat Kant ons eraan herinnert dat
de vooropgestelde regel voldoet aan de formele eisen van de morele basiswet en
dus categorisch moet worden opgevolgd. De morele basiswet is immers een
categorische imperatief: hij geldt voor iedereen (categorisch) en is dwingend
(imperatief). Bovendien, en dat is belangrijk, draagt dit bij tot het eigen
welbevinden en het algemeen welzijn.
Kants morele denken is helemaal geen koud, afstandelijk en puur rationeel
denken. Zijn categorische imperatief wil het samenleven behoeden voor moreel
verval. Door middel van een duidelijk criterium biedt de categorische
imperatief houvast in tijden waarin goedkoop relativisme niet uitgesloten is.
Maar, en dit is echt wel belangrijk, Kant biedt eenieder de kans om als mens te
groeien. De categorische imperatief is slechts de helft van de waarheid. Het
andere deel is de menselijke natuur die zodanig kneedbaar is dat het kan
samenvloeien met de morele basiswet. Slechts dan is de mens op weg naar het
geluk, aldus Kant. Toegepast op de actuele situatie die nog steeds ons leven en
dat van vele aardbewoners bepaalt, betekent dit dat de raadgevingen van de man
met de verschillende gekleurde truitjes opgevolgd dienen te worden, liefst
samen met een beetje Kant.
Bron: Kant, Immanuel, Kritiek van de
praktische rede, ten geleide, vertaling & annotaties door Jabik
Veenbaas en Willem Visser, Boom: Amsterdam, derde druk (eerste druk 2006),
230p. (oorspronkelijke uitgave: Kritik
der praktischen Vernunft, Riga: Hartknock, 1788).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten